Functionele veiligheid
8
Gegevensuitwisseling met bovenliggende besturing
PROFIsafe adrestype 1
PROFIsafe adrestype 2
F-periferie datablok van de veiligheidsoptie
304
Technische handleiding – MOVITRAC
De veiligheidsoptie CSL vereist voor de veilige communicatie met de profielvariant
"Technologie" in totaal 11 bytes aan ingangsdata en 10 bytes aan uitgangsdata voor
het PROFIsafe-telegramgedeelte en vult deze in het procesbeeld. Hiervan zijn 6 bytes
aan ingangsdata en 5 bytes aan uitgangsdata de echt veilige I/O-gegevens (F-gebrui-
kersgegevens). Voor de gegevensuitwisseling via PROFIsafe met de beveiligingsoptie
CSL is de module met de aanduiding F-I/O module (6/5 bytes) 2.6 vereist.
De veiligheidsoptie CSL vereist voor de veilige communicatie met de profielvariant
"Systeem" in totaal 17 bytes aan ingangsdata en 10 bytes aan uitgangsdata voor het
PROFIsafe-telegramdeel en vult deze in het procesbeeld. Hiervan zijn 12 bytes aan
ingangsdata en 5 bytes aan uitgangsdata de echt veilige I/O-gegevens (F-gebruikers-
gegevens). Voor de gegevensuitwisseling via PROFIsafe met de beveiligingsoptie
CSL is de module met de aanduiding F-I/O module (12/5 bytes) 2.6 vereist.
De overige 5 bytes zijn nodig voor de telegramback-up volgens de PROFIsafe-specifi-
catie.
De eenduidigheid van het PROFIsafe-adres wordt alleen gegarandeerd door het doel-
adres.
•
Het doeladres moet uniek zijn in de veldbus en het besturingsnetwerk. Dit bete-
kent dat de doeladresgebieden van alle F-PLC's elkaar niet mogen overlappen.
•
De doel- en bronadressen zijn opgenomen in de CRC-waarde van het veiligheids-
programma van de F-PLC.
De eenduidigheid van het PROFIsafe-adres kan worden gegarandeerd door het bron-
en bestemmingsadres te combineren.
•
Het doeladres moet uniek zijn in het besturingsnetwerk en verschillen van alle
doeladressen van PROFIsafe-adrestype 1 in hetzelfde netwerk.
•
Het bronadres dat wordt gebruikt voor de F-periferie van een F-PLC, moet uniek
zijn binnen het netwerk.
•
De doel- en bronadressen zijn opgenomen in de CRC-waarde van het veiligheids-
programma van de F-PLC.
Voor elke veiligheidsoptie wordt bij het vertalen in de configuratietool (HW-configura-
tor) automatisch een F-periferie-databouwsteen (DB) gemaakt. De F-periferie-DB
biedt de gebruiker een interface, via welke hij in het veiligheidsprogramma variabelen
kan verwerken of aansturen.
De symbolische naam wordt gevormd uit het vaste voorvoegsel "F", het beginadres
van de F-periferie en de naam die bij de configuratie is ingevoerd in de objecteigen-
schappen van de F-periferie (bijvoorbeeld: F00008_198).
®
advanced