Functionele veiligheid
8
Inbedrijfstelling
8.6.6
Parametrering van de veiligheidsdeelfuncties
Voorwaarden
Veiligheidsdeelfunctie STO met MOVISAFE
262
Technische handleiding – MOVITRAC
In Assist CS.. wordt de gebruikte encoder geselecteerd in het dialoogvenster "Enco-
der" via het vervolgkeuzemenu "Encodertype". Alle vereiste encoder-instellingen wor-
den overgenomen. De parameter wordt met een "i" gemarkeerd als de keuze van de
encoder afwijkt van de ingestelde motor-encoder in de aandrijflijn.
Om de veiligheidsdeelfuncties te kunnen gebruiken, moeten bepaalde proceswaarden
beschikbaar zijn.
•
Voor de veiligheidsdeelfuncties SS1-r, SLS en SSM moeten de proceswaarden
"Snelheid" en "Acceleratie" worden gevormd.
•
Voor de veiligheidsdeelfunctie SDI wordt de proceswaarde "Positie" gebruikt.
•
Alle limietsnelheden van de veiligheidsdeelfuncties moeten tussen de minimum-
en de maximumsnelheid liggen.
De CSL-veiligheidsoptie genereert de vereiste proceswaarden met selectie van de en-
coder.
Ga in deze volgorde te werk:
1. Configureer de aandrijflijn in de regelaar met alle betrokken encoders en de ge-
bruikerseenheden.
2. Open de parametreringstool "Assist CS.." en meld u aan. De in de aandrijflijn ge-
configureerde gebruikerseenheden worden overgenomen in de parametreringstool
"Assist CS..".
3. Neem de encoderparameters over in de veilige configuratie.
4. De veiligheidsfuncties kunnen worden geactiveerd via parametrering, veilige binai-
re ingangen F-DI of veilige procesdata. Activering via veilige binaire ingangen F-DI
en veilige procesdata geschiedt met logische "0".
®
Wanneer de veiligheidsdeelfunctie STO wordt geactiveerd, worden de interne veilige
binaire uitgang F-DO_STO en de veilige binaire uitgang F-DO00, indien toegewezen
aan de STO-functie, onmiddellijk uitgeschakeld. In het basisapparaat wordt het func-
tieblok FCB01-eindtrapblokkering geactiveerd en wordt de status STO ingesteld.
Is de parameter SBC-vrijgave ingesteld op "Ja", dan wordt de veilige binaire uitgang
F-DO00 onmiddellijk uitgeschakeld wanneer de functie STO wordt geactiveerd als de
functie SBC daaraan is toegewezen. Nadat de in de parameter reminvaltijd ingestelde
tijd is verstreken, worden de interne veilige binaire uitgang F-DO_STO en alle aan de
STO-functie toegewezen veilige binaire uitgangen F-DO vertraagd uitgeschakeld.
Als de STO-functie wordt geactiveerd vanwege een overschrijding van de grenswaar-
de van een beveiligingsdeelfunctie, worden de aan de STO/SBC-functie toegewezen
interne veilige binaire uitgang F-DO_STO en de veilige binaire uitgang F-DO00 onmid-
dellijk uitgeschakeld.
Als tijdens de reminvalvertraging een grenswaardeoverschrijding van een veiligheids-
deelfunctie, een systeemfout of een uitgangsfout optreedt, wordt de reminvaltijd on-
middellijk afgebroken en worden de interne veilige binaire uitgang F-DO_STO en alle
aan de STO-functie toegewezen veilige binaire uitgangen F-DO uitgeschakeld. De
aan de functie SBC toegewezen veilige binaire uitgangen F-DO zijn dan al uitgescha-
keld.
®
advanced
CSB/CSL