Functionele veiligheid
8
Inbedrijfstelling
Overschrijding grenswaarde
Veiligheidsdeelfunctie SLS met MOVISAFE
266
Technische handleiding – MOVITRAC
Bij overschrijding van de grenswaarde wordt de veiligheidsdeelfunctie STO geacti-
veerd zonder deceleratie van de reminval.
De overschrijding van de grenswaarde moet worden bevestigd. Door deactivering van
de functie SSx wordt de overschrijding van de grenswaarde niet bevestigd. Bij over-
schrijding van de grenswaarde kan de functie SSx niet opnieuw worden geactiveerd.
Een fout kan alleen worden bevestigd als de functie SSx gedeactiveerd is. Nadat de
fout is bevestigd, wordt de eindtoestand van de functie SSx onmiddellijk actief.
Encoderfout
Als een encoderfout optreedt, wordt de veiligheidsdeelfunctie STO onmiddellijk geacti-
veerd zonder deceleratie van de reminval. De status van de functie SSx wordt inactief.
De encoderfout moet worden bevestigd. De encoderfout kan niet worden bevestigd
door de functie SSx uit te schakelen.
®
De veiligheidsdeelfunctie SLS bewaakt de actuele snelheid voor overschrijding van de
geparametreerde limietsnelheid. Als de waarde wordt overschreden, wordt de gepara-
metreerde foutreactie geactiveerd.
Het snelheidsfilter maakt het mogelijk om de limietsnelheid "kort" te overschrijden zon-
der de foutreactie te activeren (zie parameter Snelheidsfilter, Index 8706.25).
De bewaking van de limietsnelheid SLS of het begin van de overgangsintegrator kan
met de parameter Bewakingsdeceleratie t2 vertraagd worden. Tijdens de bewakings-
deceleratie wordt de actuele snelheid bewaakt op overschrijding van het geparame-
treerde maximale snelheid.
De parameter Integrator start bij actuele snelheid bepaalt of de bewakingsintegrator
start bij de maximumsnelheid of bij de actuele snelheid.
Als de parameter Integrator start bij actuele snelheid (8706.18) op "Ja" is ingesteld en
de parameter Integratorbewaking op "lineair" is ingesteld, begint de bewaking van de
lineaire snelheidsintegrator na activering van de veiligheidsdeelfunctie SLS bij de ac-
tueel gedetecteerde actuele snelheid. De eindsnelheid van de snelheidsintegrator is
de geparametreerde limietsnelheid.
Als de parameter Integrator start bij actuele snelheid (8706.18) op "Ja" wordt ingesteld
en de parameter Integratorbewaking op "schokbegrensd" wordt ingesteld, begint de
bewaking van de integrator met beperkte snelheid bij de som van de actueel gedetec-
teerde werkelijke snelheid plus de geparametreerde offset-snelheid na activering van
de veiligheidsdeelfunctie SLS. De eindsnelheid van de snelheidsintegrator is de gepa-
rametreerde limietsnelheid.
Als de parameter Integrator start bij actuele snelheid (8706.18) is ingesteld op "Nee",
begint de overgang bij de kleinste eerder gemonitorde limietsnelheid.
Als er geen andere SLS-veiligheidsdeelfunctie is geactiveerd, wordt de geparame-
treerde maximumsnelheid gebruikt als de laagste eerder bewaakte limietsnelheid.
De kleinste eerder bewaakte limietsnelheid is de kleinste geparametreerde limietsnel-
heid van alle geactiveerde SLS-instanties die aan alle onderstaande voorwaarden vol-
doen:
•
de overgangsintegrator is voltooid.
•
de werkrichting is identiek of beide.
•
de limietsnelheid of het snelheidsfilter wordt niet overschreden.
®
advanced
CSL