Functionele veiligheid
8
Inbedrijfstelling
Variant 1: Zelfstandig bedrijf (zonder verbinding met veilige communicatie)
Variant 2: Met verbinding naar veilige communicatie
260
Technische handleiding – MOVITRAC
6. Parameters instellen
Stel de parametrering in volgens de veiligheidstechnische eisen van de toepas-
sing.
Voor het parametreren van de veiligheidsopties MOVISAFE
afzonderlijke bereiken in de parameterboom opgeroepen en de vereiste invoer-
waarden ingevoerd. Bovenliggende parametrering als IO-fouteffecten, veldbusver-
binding, encoderactivering en toerentallimieten van de motor, wordt uitgevoerd in
het gebied "Algemene parameters". In de bereiken "F-DI" en "F-DO" vindt de para-
metrering van de sensoren/actuatoren plaats. Vervolgens worden de parameters
van de veiligheidsdeelfuncties ingesteld en toegewezen aan de geparametreerde
in-/uitgangen in het bereik "Functietoekenning".
De parametreringstool "Assist CS.." stelt uit alle parameters een parameterset sa-
men.
7. Parameterset aan het apparaat overdragen
Door op de knop [Downloaden] te klikken, wordt de parameterset aan de veilig-
heidsopties MOVISAFE
Na het downloaden wordt de overgedragen parameterset gecontroleerd op consis-
tentie en plausibiliteit. Eventuele bestaande inconsistenties en plausibiliteitsfouten
worden weergegeven en kunnen vervolgens worden verholpen.
Als de parameterset zonder fouten aan de veiligheidsopties MOVISAFE
overgedragen, kunnen de standaardfuncties in bedrijf worden genomen en kan indien
nodig de aansluiting op de bovenliggende veiligheidsbesturing (F-PLC) plaatsvinden.
De veiligheidsopties MOVISAFE
diend zonder verbinding met veilige communicatie (zelfstandige werking).
Houd bij deze bedrijfsmodus rekening met de volgende voorwaarden:
•
De parametrering van de veiligheidsopties MOVISAFE
voerd met de parametreringstool "Assist CS..".
•
De veiligheidstechnische acceptatie van het systeem wordt ondersteund door een
acceptatierapport dat wordt gegenereerd in de parametreringstool "Assist CS..".
Voer voor de inbedrijfstelling de volgende stappen uit:
1. Parametrering van de veiligheidsfuncties van de aandrijving in de parametre-
ringstool "Assist CS..".
2. Inbedrijfstelling van standaardfuncties.
Zie voor meer informatie het hoofdstuk "Inbedrijfstelling" in de gebruiksaanwijzing
®
"MOVITRAC
advanced".
3. De acceptatie wordt ondersteund door de parametreringstool "Assist CS..".
De veiligheidsopties MOVISAFE
communicatie (bijv. PROFIsafe, FSoE, CIP Safety™) worden geparametreerd en be-
diend (veldbusaansluiting).
Houd bij deze bedrijfsmodus rekening met de volgende voorwaarden:
•
De parametrering van de veiligheidsopties MOVISAFE
voerd met de parametreringstool "Assist CS..".
•
De validatie van het systeem wordt ondersteund door een acceptatierapport dat
wordt gegenereerd in de parametreringstool "Assist CS..".
®
advanced
®
CSB/CSL overgedragen.
®
CSB/CSL kunnen worden geparametriseerd en be-
®
CSB/CSL kunnen met een aansluiting op de veilige
®
CSB/CSL worden de
®
CSB/CSL is
®
CSB/CSL wordt uitge-
®
CSB/CSL wordt uitge-