Functionele veiligheid
8
Geïntegreerde veiligheidstechniek
8.2.4
Veiligheidsconcept CSB/CSL
Algemeen
Aanwijzingen bij de stopcategorieën
Insteekbaar sleutelgeheugen
222
Technische handleiding – MOVITRAC
De CSB- en CSL-veiligheidsopties zijn veilige modules met veilige binaire in- en uit-
gangen en, afhankelijk van de parametrering, met veilige communicatie.
De veiligheidsopties CSB of CSL zijn volledig in de regelaar MOVITRAC
geïntegreerd. Dit betekent dat de veiligheidsoptie de STO-veiligheidsdeelfunctie van
de regelaar in het apparaat activeert. Er vindt geen galvanische scheiding van de aan-
drijving van het net door elektromagnetische of handbediende schakelaars plaats. In
plaats daarvan wordt door de interne STO-ingang de aansturing van de vermogens-
halfgeleiders in de eindtrap op een veilige manier voorkomen. Daardoor wordt het ge-
nereren van een draaiveld voor de desbetreffende motor uitgeschakeld, hoewel de
netspanning aanwezig blijft.
Het veiligheidsconcept is erop gebaseerd dat er voor iedere veilige procesomvang
een veilige toestand bestaat. De veilige toestand van de veiligheidsoptie is als volgt
gedefinieerd:
•
De interne veilige binaire uitgang F-DO_STO wordt uitgeschakeld. Dit activeert de
veiligheidsfunctie STO.
•
Alle andere aanwezige veilige binaire uitgangen zijn uitgeschakeld.
•
Als veilige communicatie is geparametriseerd, worden ofwel vervangende waar-
den voor de gegevens verzonden (d.w.z. alle gegevens zijn "0") of wordt de com-
municatie afgebroken.
•
De veiligheidsdeelfunctie STO komt overeen met stopcategorie 0.
•
De veiligheidsdeelfuncties SS1-r en SS1-t komen overeen met stopcategorie 1.
Het sleutelgeheugen moet worden geplaatst als de veiligheidsoptie is ingeschakeld en
mag niet worden verwijderd als de veiligheidsoptie is ingeschakeld. Het sleutelgeheu-
gen maakt deel uit van het datageheugen van het basisapparaat.
De parametreergegevens van de veiligheidsopties MOVISAFE
verdeeld in applicatiedata en het sleutelrecord. Het sleutelrecord zorgt voor gegevens-
integriteit.
De toepassingsgegevens worden in het apparaat opgeslagen. Met behulp van het
sleutelrecord op het insteekbaar sleutelgeheugen worden de applicatiedata vrijgege-
ven. De veiligheidsoptie schakelt pas in werking als het sleutelrecord op het insteek-
baar sleutelgeheugen overeenkomt met de parametrering.
Het insteekbaar sleutelgeheugen wordt ook gebruikt om de locatiereferentie in het
systeem vast te stellen. Aangezien het toepassingsgegevensrecord alleen wordt ge-
activeerd met het juiste sleutelrecord van het insteekbaar sleutelgeheugen, kan de lo-
catiereferentie worden vastgesteld. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker
om de locatie van het insteekbaar sleutelgeheugen in het systeem te controleren. De
gegevens voor veilige communicatie worden ook opgeslagen in het insteekbaar sleu-
telgeheugen, omdat deze gegevens dezelfde locatiereferentie hebben. Op deze ma-
nier wordt er bij het vervangen van een apparaat voor gezorgd dat de toepassingsge-
gevens en de communicatiegegevens direct weer beschikbaar zijn.
De volgende gegevens worden opgeslagen in het sleutelgeheugen:
•
Controlesom van de toepasselijke gegevensverzameling
•
Controlesom van het aanvaarde record
®
advanced
®
advanced
®
CSB/CSL zijn onder-