Profielgegevens moeten worden geëvalueerd en in FSoE worden aangeleverd in de
"Little Endian"-weergave.
Veilige communicatie opnemen
Elke veiligheidsoptie moet door de gebruiker in het veiligheidsprogramma worden
aangemaakt. Om de werking van de veiligheidsfunctie vast te stellen, zijn reeds gede-
finieerde variabelen beschikbaar, die verschillend kunnen worden aangeroepen van
FSoE-master tot FSoE-master.
Voorbeeld
In het volgende voorbeeld worden deze variabelen getoond met behulp van de Group-
Ports van de fa. Beckhoff.
GroupPorts voor besturing
Te observeren GroupPorts
De volgorde voor het starten van de veiligheidsfunctie en voor het opnieuw integreren
van een veiligheidsapparaat is afhankelijk van de FSoE-master en wordt hier niet
weergegeven.
FSoE heeft geldigheidsinformatie voor zijn veilige procesgegevens. Deze wordt bij het
instellen van het veiligheidsprotocol van master naar slave voor de procesuitgangsda-
ta en van slave naar master voor de procesingangsdata verzonden. Als de master
"ongeldig" meldt, worden alle procesuitgangsdata aan de slavezijde op nul gezet. De
slave meldt altijd "geldig" met de actuele procesingangsdata.
– 12 byte invoergegevens
– 1 byte hoofdgegevens
– 6 x 2 bytes gebruiksdata en 2 bytes CRC elk
– 2 byte verbindings-ID
– 12 bytes van uitgangsgegevens
– 1 byte hoofdgegevens
– 6 x 2 bytes gebruiksdata en 2 bytes CRC elk
– 2 byte verbindings-ID
Functionele veiligheid
Gegevensuitwisseling met bovenliggende besturing
Variabele
Functie
RUN/STOP
Start/stopt de uitvoering van het
FSoE-programma.
Err Ack
Fout resetten/bevestigen van veilige
communicatie.
Modulefout
N.N.
FB Err
Fout bij het uitvoeren van een func-
tieblok.
Com Err
Communicatiefout.
Out Err
Uitgangsfout.
Other Err
Overige fouten.
Com Startup Veilige communicatie is tot stand ge-
bracht.
FB Deactive N.N.
FB Run
De uitvoering van de functieblokken
is aan de gang.
In Run
Veiligheidsprogramma is actief.
Technische handleiding – MOVITRAC
8
307
®
advanced