Veiligheidssysteem van uw auto
Waar zijn de airbags geplaatst?
Bestuurdersairbag en
passagiersairbag
(indien van toepassing)
Airbag bestuurder
Airbag bestuurder
Airbag voorpassagier
Airbag voorpassagier
Uw auto is uitgerust met een Aanvullend
Veiligheidssysteem (SRS) en driepunts-
gordels voor zowel de bestuurder als de
voorpassagier.
Het aanvullend veiligheidssysteem bestaat
uit airbags die zich bevinden in het stuur-
wiel en boven het dashboardkastje. De air-
bags zijn gelabeld met de letters "AIRBAG"
op de kappen.
Het doel van de airbag is om de bestuur-
der en de voorpassagier een aanvullend
veiligheidssysteem te bieden naast de
bescherming die geboden wordt door de
veiligheidsgordel.
3-42
WAARSCHUWING
Verminder het risico op ernstig letsel of
overlijden door opgeblazen airbags en
houdt u aan de volgende voorzorgsmaat-
regelen:
• Veiligheidsgordels
gedragen worden.
• Zet uw stoel zo ver mogelijk naar ach-
teren, waarbij u er wel op moet letten
dat u alle bedieningsorganen nog goed
kunt bedienen.
• Leun nooit tegen de deur of het mid-
denconsole.
• Zorg dat de voorpassagier zijn of haar
voeten of benen niet op het dashboard
plaatst.
OBC3033019L
OBC3033019L
• Er mogen geen voorwerpen (zoals crash
pad cover, mobiele telefoonhouder,
bekerhouder, luchtverfrissers of stic-
kers) worden geplaatst over of dichtbij
de airbag modules op het stuurwiel,
instrumentenpaneel, voorruit en het
paneel boven het dashboardkastje van
de voorpassagier. Dergelijke voorwer-
pen letsel kunnen veroorzaken als de
airbags bij een aanrijding geactiveerd
worden.
• Bevestig geen voorwerpen aan de
OBC3033020L
OBC3033020L
voorruit of aan de binnenspiegel.
• Houd het stuurwiel vast op de posities
9 uur en 3 uur, zodat het risico op letsel
aan uw handen of armen verminderd
wordt.
moeten
altijd