Bestuurder hulpsysteem
• Slechts een deel van het voertuig wordt
gedetecteerd
• Het ervoor rijdende voertuig heeft
geen achterlichten, de achterlichten
bevinden zich op een ongebruikelijke
plaats, enz.
• Het licht buiten is schemerig en de
achterlichten branden niet aan of zijn
niet goed zichtbaar
• De achterkant van het ervoor rijdende
voertuig is klein of ziet er niet normaal
uit (d.w.z. gekanteld, gekanteld, enz.)
• De bodemvrijheid van het ervoor rij-
dende voertuig is laag of hoog
• Uw voertuig wordt gesleept
• Een voertuig kruist plotseling voorlangs
• Een object dat weerkaatst op de radar
vooraan, zoals een vangrail, een voer-
tuig in de buurt, enz.
• De bumper rond de frontradar is ver-
vormd, beschadigd of de frontradar is
uit positie
• De temperatuur rond de frontradar is
hoog of laag
• Het ervoor rijdende voertuig is gemaakt
van materiaal dat niet reflecteert op de
frontradar
• Rijden op een gladde ondergrond door
sneeuw, waterplas, ijs, etc.
• Rijden op een bochtige weg
• Het ervoor rijdende voertuig wordt te
laat gedetecteerd
• Het ervoor rijdende voertuig wordt
plotseling geblokkeerd door een obsta-
kel
• Het ervoor rijdende voertuig verandert
plotseling van rijstrook of vermindert
plotseling de snelheid
• Het ervoor rijdende voertuig is ver-
vormd
• De snelheid van het ervoor rijdende
voertuig is hoog of laag
• Met een ervoor rijdend voertuig veran-
dert uw voertuig van rijstrook bij lage
snelheid
7-92
• Het ervoor rijdende voertuig is bedekt
met sneeuw
• Onstabiel rijden
• U bent op een rotonde en het voertuig
voor u wordt niet gedetecteerd
• U rijdt voortdurend in een cirkel
• Slechte wegomstandigheden zorgen
voor overmatige trillingen tijdens het
rijden.
• De hoogte van uw voertuig is laag of
hoog door zware belasting, abnormale
bandenspanning, enz.
• Rijdend door stoom, rook of schaduw
• Rijden door een tunnel of op een ijze-
ren brug
• Rijden in grote gebieden waar weinig
auto's of structuren zijn (bijv. woestijn,
weiland, voorstad, etc.)
• Rijden in de buurt van een verkeers-
knooppunt (of snelweg) of tolpoort
• Rijden op een parkeerplaats
• Rijdend door een bouwgebied, onver-
harde weg, gedeeltelijk verharde weg,
oneffen weg, verkeersdrempels, enz.
• Rijden in de buurt van gebieden met
metaalhoudende stoffen, zoals een
bouwzone, een spoorlijn, enz.
• Rijden op een hellende weg, een boch-
tige weg, enz.
• Rijdend door een berm met bomen of
straatlantaarns
• Rijdend over een smalle weg waar
bomen of gras overheen zijn gegroeid
• Er is interferentie door elektromagne-
tische golven, zoals het rijden in een
gebied met sterke radiogolven of elek-
trische ruis