Controleer de bougies en het ontste-
kingssysteem
Controleer de bougies, zoals beschre-
ven in hoofdstuk 9. Vervang ze indien
nodig. Controleer ook de bedrading en de
onderdelen van het ontstekingssysteem
op scheuren, slijtage en andere vormen
van beschadiging.
Voorkom bevriezing van de sloten
Spuit een goedgekeurde slotontdooier of
glycerine in het sleutelgat om bevriezing
van de sloten te voorkomen. Verwijder
het ijs van een bevroren slot door het in
te spuiten met een goedgekeurde slotont-
dooier. Als een slot inwendig bevroren is,
kunt u het proberen te ontdooien met een
verwarmde sleutel. Zorg ervoor dat u zich
niet brandt aan de verwarmde sleutel.
Gebruik goedgekeurde ruitensproeieran-
tivries
Vul het ruitensproeierreservoir met goed-
gekeurde ruitensproeierantivries, zoals
voorgeschreven op het reservoir, om
bevriezing van de ruitensproeiervloeistof
te voorkomen. Ruitensproeierantivries is
verkrijgbaar bij een officiële HYUNDAI-
dealer en de meeste automaterialenzaken.
Gebruik geen motorkoelvloeistof of ande-
re soorten antivries omdat deze de lak
kunnen beschadigen.
Voorkom vastvriezen van de parkeerrem
Onder bepaalde omstandigheden kan de
parkeerrem in geactiveerde toestand vast-
vriezen.
De kans daar op is het grootst als er rond
de achterremmen sprake is van een opeen-
hoping van sneeuw of ijs of als de remmen
nat zijn. Wanneer het risico bestaat dat
uw parkeerrem vastvriest, dient u deze
tijdelijk in te schakelen met de versnelling-
shendel in de stand N (bij automatische
transmissie/double clutch-transmissie) of
in de eerste of achteruitversnelling (bij
handgeschakelde transmissie). Leg ook
blokken voor en achter de achterwielen
om te voorkomen dat de auto weg rolt.
Deactiveer daarna de parkeerrem.
Voorkom dat ijs en sneeuw zich ophopen
aan de onderzijde van de auto
In sommige gevallen kunnen sneeuw en
ijs zich ophopen onder de schermen en de
bewegingen van de stuurinrichting belem-
meren. Controleer regelmatig de onder-
zijde van de auto om er zeker van te zijn
dat de voorwielen en onderdelen van de
stuurinrichting vrij kunnen bewegen als
onder zware winterse omstandigheden
wordt gereden.
Neem de benodigde uitrusting voor
noodgevallen mee
Afhankelijk van de weersomstandig-
heden, kan het nodig zijn de benodig-
de uitrusting voor noodgevallen mee te
nemen. Onder deze zaken vallen bijvoor-
beeld sneeuwkettingen, een sleepkabel of
-ketting, een zaklantaarn, een alarmknip-
perlicht, zand, een schep, startkabels, een
ruitenkrabber, handschoenen, een stuk
zeil of een kleed, een deken, enz.
Plaats geen voorwerpen of materialen in
de motorruimte
Het plaatsen van voorwerpen of mate-
rialen in de motorruimte die koeling van
de motor verhinderen kan een storing
of brand veroorzaken. De schade die
hierdoor kan ontstaan valt niet onder de
fabrieksgarantie.
Rijd met uw voertuig wanneer water-
damp condenseert en zich in de uitlaat-
pijpen ophoopt
Wanneer de auto in de winter lange tijd
stilstaat terwijl de motor draait, kan water-
damp condenseren en zich in de uitlaat-
pijpen verzamelen. Water in de uitlaatpij-
pen kan lawaai enz. veroorzaken, maar bij
rijden met gemiddelde tot hoge snelheid
wordt het afgevoerd.
06
6-65