Bij het rijden boven een bepaalde snel-
heid detecteert de Lane Keeping Assist
rijstrookmarkeringen (of wegranden) en
kan hij u waarschuwen als uw voertuig
de rijstrook verlaat zonder de richting-
aanwijzer te gebruiken, en kan hij helpen
bij het sturen om te voorkomen dat uw
voertuig van zijn rijstrook afwijkt.
Detectiesensor
[1]: Frontcamera
De frontcamera wordt als detectiesen-
sor gebruikt om rijstrookmarkeringen te
detecteren.
Zie de bovenstaande illustratie voor de
gedetailleerde locatie van de detectie-
sensor.
OPMERKING
Zie voor meer informatie over de
voorzorgsmaatregelen van de front-
camera,
het
hoofdstuk
Collision-Avoidance Assist (FCA)" in dit
hoofdstuk.
Instellingen voor Lane Keeping
Assist
Rijbaanveiligheid (Lane safety)
Als de motor is ingeschakeld, selec-
teer User settings > Driver assistance
> Driving safety > Lane safety in het
instellingenmenu op het instrumenten-
paneel of
assistance > Driving safety > Lane safety
OBC3073001L
OBC3073001L
in het instellingenmenu op het infotain-
mentsysteem om in te stellen of elke
functie al dan niet moet worden gebruikt.
Als Lane safety is geselecteerd, onder-
steunt het Lane Keeping Assist-systeem
automatisch de besturing van de bestuur-
der bij het verlaten van de rijstrook om te
voorkomen dat het voertuig zijn rijstrook
verlaat. Als Lane safety is gedeselecteerd,
wordt Lane Keeping Assist uitgeschakeld
en gaat het gele controlelampje
het instrumentenpaneel branden.
WAARSCHUWING
"Forward
• Lane Keeping Assist heeft geen con-
trole over het stuurwiel wanneer het
voertuig in het midden van de rijstrook
wordt gereden.
• De bestuurder moet zich altijd bewust
zijn van de omgeving. Als Lane Safety
niet is geselecteerd, kan Lane Keeping
Assist u niet helpen.
Informatie
Wanneer Lane Keeping Assist wordt
uitgeschakeld met de knop Lane Driving
Assist, wordt de instelling Lane Safety
uitgeschakeld.
07
OBC3073209L
OBC3073209L
op
7-31