Rijden met uw auto
R (Achteruit)
Gebruik deze stand om de auto achteruit
te rijden.
AANWIJZING
Breng de auto altijd helemaal tot stil-
stand alvorens de selectiehendel in
of uit stand R (Achteruit) te zetten; de
transmissie kan beschadigd raken als
u tijdens het rijden stand R (Achteruit)
inschakelt.
N (neutraal)
De velgen en de transmissie zijn niet
geblokkeerd.
Gebruik N (Neutraal) als u een uitgevallen
motor opnieuw wilt starten, of als het
noodzakelijk is om de motor AAN te laten.
Plaats de versnellingspook in P (Parkeren)
als u uw voertuig om welke reden ook
moet verlaten.
Trap het rempedaal altijd in als u wisselt
van N (Neutraal) naar een andere versnel-
ling.
Stand D (Rijden)
Dit is de normale stand voor het rijden in
richting. De transmissie schakelt automa-
tisch tussen de 7 versnellingen vooruit
voor een zo laag mogelijk brandstofver-
bruik bij optimale prestaties.
Trap voor extra vermogen tijdens inhaal-
manoeuvres of helling op rijden het gaspe-
daal volledig in. Hierdoor zal de transmis-
sie automatisch terugschakelen naar een
lagere versnelling (of lagere versnellingen,
indien nodig).
6-30
+ (OPSCHAKELEN)
+ (OPSCHAKELEN)
- (TERUGSCHAKELEN)
- (TERUGSCHAKELEN)
Modus handmatig schakelen
De modus voor handmatig schakelen kan
vanuit stilstand of tijdens het rijden wor-
den ingeschakeld door de versnellings-
hendel vanuit stand D (Rijden) naar rechts
te bewegen. Druk de versnellingshendel
terug naar links om stand D (Rijden) weer
in te schakelen.
In de modus voor handmatig schakelen
kunt u de voor de rijomstandigheden
geschikte versnelling inschakelen door de
versnellingshendel naar achteren en naar
voren te bewegen.
Opschakelen (+) : Druk de versnellings-
hendel één keer naar
voren om één versnel-
ling op te schakelen.
Terugschakelen (-): Trek de versnellings-
hendel één keer naar
achteren om één ver-
snelling terug te scha-
kelen.
OBC3060002
OBC3060002