Bestuurder hulpsysteem
Waarschuwingsmethoden
De waarschuwingsmethoden kunnen met
de motor aan worden ingesteld. Selecteer
Warning Methods in het instellingenme-
nu in het instrumentenpaneel of Settings
Methods in het instellingenmenu van het
infotainmentsysteem om de volgende
instellingen te wijzigen:
• Waarschuwingsvolume: Past het volu-
me van het waarschuwingssignaal aan.
Als u het waarschuwingsvolume uit-
schakelt, kan de functie u, voor uw
eigen veiligheid, met een laag volume
waarschuwen.
• Haptic Warning: Activeer de waar-
schuwing door middel van trillingen
van het stuurwiel. (indien van toepas-
sing)
• Prioriteit rijveiligheid: Verlaagt alle
andere audiovolumes wanneer het
Driving Safety-systeem een waar-
schuwing geeft. (voor type infotain-
mentsysteem)
Informatie
• Als u de waarschuwingsmethoden wijzigt,
kan dit op elke functie van het bestuur-
dersassistentiesysteem worden toegepast.
Controleer en wijzig dit in elke functie.
• Als de auto opnieuw wordt gestart,
wordt de laatste instelling van de waar-
schuwingsmethode gehandhaafd.
• Het instelmenu bestaat mogelijk niet,
afhankelijk van de voertuigspecificatie.
7-32
• Het waarschuwingsvolume en de hap-
tische waarschuwing niet tegelijkertijd
uitgeschakeld zijn. Wanneer een van de
waarschuwingen wordt uitgeschakeld,
wordt de andere geactiveerd.
Werking van de Lane Keeping
Assist
Lane Keeping Assist in-/
uitschakelen
OBC3073205L
OBC3073205L
Wanneer het voertuig wordt aangezet,
wordt Lane Keeping Assist altijd inge-
schakeld. Het grijze of groene (
controlelampje op het instrumentenpa-
neel gaat branden.
Als de Lane Keeping Assist is ingescha-
keld, houdt u de knop Lane Driving Assist
ingedrukt om de functie uit te scha-
kelen.
Wanneer de Lane Keeping Assist uitge-
schakeld is, brandt het gele controle-
lampje
OBC3073012L
OBC3073012L
op het instrumentenpaneel.
)