Voorwoord
• Er mogen geen aanpassingen aan deze auto worden gedaan. Door aanpassingen
kunnen de prestaties, de veiligheid of de levensduur van uw auto beïnvloed worden.
Aanpassingen kunnen zelfs in strijd zijn met overheidsbepalingen en milieuvoor-
schriften.
Bovendien worden eventuele schade en problemen die door een dergelijke verande-
ring ontstaan, niet gedekt door de garantie.
• Als u niet-toegestane elektronische apparaten gebruikt, kan de auto zich abnormaal
gedragen, kan schade aan de bedrading ontstaan, raakt de accu mogelijk ontladen
of is er kans op brand. Voor uw veiligheid raden wij u aan geen ongeautoriseerde
elektronische apparaten te gebruiken.
• Brandstofverbruik en motorprestaties kunnen variëren afhankelijk van het inrijproces
van de auto en zijn na 6.000 km gestabiliseerd. Nieuwe motoren kunnen tijdens de
inrijperiode van de auto meer olie verbruiken.
INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK VAN DE AUTO
Net als bij andere voertuigen van dit type kan onjuiste bediening van deze auto leiden
tot verlies van controle over de auto, een ongeval of omslaan van de auto.
Specifieke ontwerpkenmerken (grotere bodemvrijheid, spoor, enz.) geven deze auto
een hoger zwaartepunt dan andere voertuigtypes. Met andere woorden, dit type is niet
ontworpen voor dezelfde bochtsnelheden als conventionele auto's met 2 aangedreven
wielen.
Vermijd scherpe bochten of abrupte manoeuvres. Nogmaals, als u deze auto niet op de
juiste manier bedient, kan dit leiden tot verlies van controle over de auto, een ongeval
of omslaan van de auto. Zorg ervoor dat u de rijrichtlijnen 'Het risico op omslaan ver-
minderen' in hoofdstuk 6 van deze handleiding leest.
U kunt echter door het opvolgen van een paar eenvoudige aanwijzingen gedurende de
eerste 1.000 km de prestaties, het brandstofverbruik en de levensduur van uw auto in
positieve zin beïnvloeden.
• Laat de motor niet met te veel toeren draaien.
• Vermijd plotselinge acceleraties tijdens het rijden.
• Rijd niet gedurende langere tijd met een constante snelheid. Om de motor goed in te
rijden, moet het motortoerental worden gevarieerd.
• Vermijd plotseling afremmen, behalve in noodgevallen, om de onderdelen van het
remsysteem de gelegenheid te geven op elkaar in te lopen.
• Trek gedurende de eerste 2.000 km met uw auto geen aanhanger.
• Brandstofverbruik en motorprestaties kunnen variëren afhankelijk van het inrijproces
van de auto en zijn na 6.000 km gestabiliseerd. Nieuwe motoren kunnen tijdens de
inrijperiode van de auto meer olie verbruiken.
AANPASSINGEN AAN DE AUTO
INRIJPROCEDURE