Voorwaarden voor activeren
airbags
Airbags voor
De frontairbags zijn ontworpen om bij
frontale aanrijdingen te worden opgebla-
zen, afhankelijk van de ernst.
OBC3030027
OBC3030027
Zijairbags en gordijn airbags
De airbags opzij (zijairbags en gordijn air-
bags) worden geactiveerd bij een aan-
rijding van opzij, waarbij rekening wordt
gehouden met de kracht van de botsing.
Ofschoon de airbags voor bestuurder en
voorpassagier ontworpen zijn voor fronta-
le aanrijdingen, kunnen ze ook bij andere
aanrijdingen, waarbij een bepaalde ver-
traging in de lengterichting optreedt, wor-
den geactiveerd. Zij- en gordijnairbags zijn
ontworpen om alleen te worden geacti-
veerd bij aanrijdingen van opzij, maar ze
kunnen ook worden geactiveerd bij andere
aanrijdingen als de sensoren voor aanrij-
dingen van opzij een voldoende impact
detecteren. De airbags kunnen ook wor-
den geactiveerd als de auto zware stoten
ondervindt bij het rijden op zeer slechte
wegen. Rijdt voorzichtig op onverharde
wegen of op oppervlaktes die niet zijn
bedoeld voor voertuigverkeer om onbe-
doelde airbag activering te voorkomen.
03
OBC3033028L
OBC3033028L
OAC3039029TU
OAC3039029TU
3-53