opgeladen.
5.9.3 Bedrijf van de maairobot in nevenvlak-
ken
De maairobot kan een individuele waarde voor het
hoofdvlak en het nevenvlak aanmaken. Daarom
is het nodig om op elk nieuw nevenvlak een initia-
liseringsrit uit te voeren. Het is alleen toegestaan
om de maairobot in te zetten op één nevenvlak.
Indien u met de maairobot wilt maaien op een an-
der nevenvlak, dan is het dwingend noodzakelijk
om de kwaliteitswaarde van de grens voor het
nevenvlak te verwijderen en een initialiseringsrit
uit te voeren.
5.9.4 Wissen van de waarden
Na een langere maaipauze kunnen de grenskwa-
liteitswaarden veranderd zijn, wat kan leiden tot
fouten in het komende seizoen. Daarom wordt
aanbevolen om de grenskwaliteitswaarde elk jaar
aan het begin van het seizoen te wissen en een
nieuwe referentiewaarde vast te stellen. Dit zorgt
voor een veilige en betrouwbare werking van de
robotmaaier.
Om de referentiewaarden op uw robotmaaier te
wissen, dient u in het instellingenmenu het item
„Maaierprotocol" te selecteren. Kies daarna het
item „Grenswaarden wissen" en bevestig dit.
5.10 Inschakelen en controleren van de ins-
tallatie
5.10.1 Controle van de installatie van gelei-
dingsdraad en laadstation (afb. 6a)
Zodra de LED-indicator (19a) op het laadstation
(19) groen brandt, is het maaigebied klaar om
door de robotmaaier gemaaid te worden. Ga eerst
na of de bevestigingshaken (23) op de geleidings-
draad (24) volledig ingestoken zijn.
Plaats de robotmaaier een klein stukje achter het
laadstation (19) in de geleidingslus om indien mo-
gelijk de volledige afstand van de geleidingsdraad
(24) te controleren. De robotmaaier mag nog niet
op de geleidingsdraad (24) staan en moet naar
de geleidingsdraad (24) gericht zijn. Schakel de
hoofdschakelaar (7) in (ON) (afb. 8).
Druk op de STOP-toets (3) en open het bedie-
ningspaneeldeksel (13). Ontgrendel de robot-
maaier met behulp van de PIN (zie hoofdstuk
„Vergrendeling / PIN"). Druk op de MODE-toets
(52). Selecteer vervolgens met de navigatietoe-
tsen (55) het item „naar laadstation" en bevestig
met de „OK"-toets (56). Druk op de START-toets
(53) en sluit vervolgens het displaydeksel. De ro-
botmaaier zoekt nu naar de geleidingsdraad (24)
om zijn weg te vinden naar het laadstation (19).
Anl_FREELEXO_CAM_PLUS_SPK13.indb 251
Anl_FREELEXO_CAM_PLUS_SPK13.indb 251
NL
Het beweegt eerst vooruit totdat de robotmaaier
de geleidingsdraad (24) heeft bereikt. Indien no-
dig kan de robotmaaier vooraf kort stoppen om
zich te heroriënteren. De robotmaaier volgt dan de
geleidingsdraad (24) tegen de wijzers van de klok
in. Zorg ervoor dat er zich geen voorwerpen op de
geleidingsdraad (24) bevinden.
De accu van de robotmaaier wordt nu volledig
opgeladen. Als er problemen zijn met het docken,
kan het zijn dat u het laadstation (19) moet ver-
plaatsen totdat het docken zonder problemen
werkt. U kunt de robotmaaier op elk moment stop-
pen met de rode STOP-toets (3). Na het indrukken
van de STOP-toets (3) stopt de robotmaaier en
wacht hij op verdere instructies. Controleer ook
gebieden die ver verwijderd zijn van de zoeklus
of gebieden die verbonden zijn door nauwe pas-
sages. Herhaal de procedure zoals hierboven
beschreven en stuur de robotmaaier terug naar
het laadstation (19).
5.10.2 Controle van het maaigebied (afb. 6b)
Om de grenzen van het maaigebied te contro-
leren, loopt u langs de grens van het gazon en
controleert u of het maaigebied volledig omgeven
is door afbakeningen of obstakels. Herhaal dit met
alle gebieden die moeten worden uitgesloten, bijv.
bloembedden, zwembad, vijver, en controleer of
deze op alle punten duidelijk zijn afgebakend. Bij
kritieke punten waarvan u niet zeker weet of de
robotmaaier ze kan herkennen, is het raadzaam
om deze punten te controleren. Plaats hiervoor de
robotmaaier op 1 meter afstand van het te contro-
leren punt. De robotmaaier moet naar het te cont-
roleren punt gericht zijn. Controleer ook gebieden
die worden beschermd door een magneetstrip
(27). Start vervolgens de maaier zoals beschre-
ven in hoofdstuk 6.5.3. De robotmaaier beweegt
eerst vooruit en moet op een gegeven moment de
grens of het obstakel van het gazon herkennen. U
kunt het proces op elk moment annuleren door op
de STOP-toets (3) te drukken. Herhaal dit proces
voor gebieden waar u niet zeker over bent.
5.10.3 Controle van de positie van het laad-
station (afb. 6c)
Controleer de positie van het laadstation (19) door
de robotmaaier op verschillende plaatsen op het
gazon te plaatsen nadat de kalibratie is voltooid
en laat hem vervolgens zoeken naar het laadsta-
tion (19). Stuur de robotmaaier daarna terug naar
het laadstation zoals beschreven in hoofdstuk
6.5.4. U kunt het proces op elk moment annuleren
door op de STOP-toets (3) te drukken. Pas indien
nodig het gebied, het doortrekken van de gelei-
- 251 -
04.10.2024 10:06:45
04.10.2024 10:06:45