Download Print deze pagina

EINHELL FREELEXO CAM PLUS Originele Handleiding pagina 245

Advertenties

worden. In de volgende hoofdstukken van deze
gebruiksaanwijzing vindt u informatie hoe u een-
duidig grenzen van het gazon kunt vastleggen en
bepaalde bereiken kunt beschermen. Sommige
hindernissen kunnen door de maairobot vroeg-
tijdig worden herkend en hoeven niet met veel
moeite te worden afgezet.
Houd de volgende gereedschappen bij de hand:
hamer, tang, isolatietang en waterpas (optioneel).
5.3.1 Berekening van de helling van het ga-
zon
De maairobot kan hellingen tot maximaal 25%
aan. Vermijd daarom steilere hellingen. De helling
kan met de overwonnen hoogte aan de hand van
de afstand worden vastgesteld (afbeelding 3a).
Voorbeeld: a/b = 25 cm/100 cm = 25 %
5.3.2 Montage van de accu
Voor de inzet van de maairobot is een accu (A)
van de Power-X-Change serie nodig. Opgelet: de
accu (A) kan al naargelang modelvariant niet zijn
meegeleverd met uw maairobot. Open het deksel
van het accuvak (9). Druk op de grendelknop van
de accu (A) en schuif de accu (A) in de daartoe
voorziene houder. Sluit het deksel van het accu-
vak (9) en let erop dat dit correct vastklikt (afbeel-
ding 3b). Om de accu (A) te verwijderen opent u
het deksel van het accuvak (9). Druk op de gren-
delknop van de accu (A) en trek deze eruit.
5.4 Laadstation
5.4.1 Locatie van het laadstation
Bepaal eerst de beste locatie voor het laadstation
(19). Er is een buitenstopcontact nodig voor een
permanente stroomvoorziening, zodat de robot-
maaier altijd operationeel is. Het laadstation (19)
moet op een vlakke ondergrond op de grasnerf
worden geplaatst. Zorg ervoor dat deze locatie
vlak en droog is. Plaats het laadstation (19) bij
voorkeur aan de rand van het maaigebied. Zorg
ervoor dat het netsnoer van het laadstation (19)
niet in het maaigebied wordt gelegd of mogelijk
moet worden ingegraven om schade door de ro-
botmaaier te voorkomen.
Plaats het laadstation (19) met de geleidings-
draad (24) liefst zo toegankelijk mogelijk vanuit
alle maaigebieden en op een vrije locatie zonder
obstakels. Plaats het laadstation (19) niet in
hoeken die moeilijk bereikbaar zijn of op plaatsen
die beperkt zijn door nauwe doorgangen. Zorg
ervoor dat de robotmaaier in het laadstation een
voldoende krachtige Wi-Fi-verbinding heeft. De
maximale afstand tussen het laadstation (19) en
Anl_FREELEXO_CAM_PLUS_SPK13.indb 245
Anl_FREELEXO_CAM_PLUS_SPK13.indb 245
NL
een gazongrens mag niet meer dan 1000 meter
bedragen. Dit verhoogt de beveiliging tegen
diefstal. Bij grotere afstanden verschijnt er een
foutmelding op het display (50) en kan de robot-
maaier niet worden bediend in de modus hoof-
dmaaigebieden. De afstand tot het laadstation
(19) is niet relevant tijdens gebruik in de modus
aangrenzende maaigebieden.
Een maximale afstand van de grens van het
gazon tot het laadstation (19) van niet meer dan
50 m wordt aanbevolen om een effi ciënt en au-
tomatisch maaiproces te garanderen. Naarmate
de afstand tot het laadstation (19) groter wordt,
is het mogelijk dat de resterende acculading van
de robotmaaier niet langer voldoende is om het
laadstation (19) te bereiken. Gebruik voor grotere
maaigebieden een accu met een hogere accuca-
paciteit.
Kies een plek in de schaduw, want de accu wordt
het best opgeladen in een koele omgeving. Hoge
gebouwen of bomen kunnen het GNSS-signaal
verslechteren zodat de robotmaaier niet langer
zelfstandig de weg terug kan vinden naar het
laadstation (19). Houd daarom voldoende afstand
tot hoge gebouwen of bomen en zorg ervoor dat
het laadstation (19) zich in de open lucht bevindt.
Zorg er ook voor dat de geleidingsdraad (24)
minstens 1 m voor het laadstation (19) en mins-
tens 0,5 m achter het laadstation (19) recht wordt
doorgetrokken (afb. 4a). Bochten direct voor het
laadstation (19) kunnen leiden tot problemen bij
het docken om op te laden.
5.4.2 Lokalisering van het laadstation
Wanneer de accu bijna leeg is, dan keert de
maairobot terug naar het laadstation (19) door op
zoek te gaan naar de leikabel (24). De maairobot
vergelijkt aan de hand van GNSS in regelmatige
intervallen zijn werkelijke positie met de gekalib-
reerde positie van het laadstation. De maairobot
rijdt in de richting van het laadstation (19) en zo-
ekt in meerdere stappen de leikabel (24). Daarbij
stopt de maairobot steeds weer, en rijdt eventueel
in een andere richting verder om bij de leikabel
(24) te komen. Als de maairobot in de buurt van
de leikabel (24) komt, dan begint hij door draai-
bewegingen en met behulp van de signaalsterkte
van de leikabel (24) de positie daarvan te detec-
teren.
Als de maairobot tijdens het maaien op een hin-
dernis of een grens van het gazon stuit, dan wordt
deze positie opgeslagen. Daarbij wordt het terrein
in kaart gebracht, hetgeen de maairobot helpt om
het laadstation (19) sneller te vinden.
Wanneer de maairobot de leikabel (24) heeft
- 245 -
04.10.2024 10:06:44
04.10.2024 10:06:44

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

34.139.76