Download Print deze pagina

EINHELL FREELEXO CAM PLUS Originele Handleiding pagina 244

Advertenties

(12) het contact met de grond verliest, dan
worden de robot en de rotatie van de klingen
(10) meteen gestopt.
Hellingsensor:
Indien de maairobot sterk in één richting helt,
dan worden de robot en de rotatie van de
klingen (10) meteen gestopt.
Hindernissensor:
De maairobot herkent hindernissen op zijn
pad. Wanneer de maairobot op een hindernis
stuit, dan worden de robot en de rotatie van
de klingen (10) meteen gestopt en rijdt hij
terug weg van de hindernis.
Camera-eenheid:
De maairobot bezit een camera-eenheid (15),
die het maaiterrein voor hem (circa 1m²) ana-
lyseert. De camera is daarbij gericht op de
ondergrond, waarmee objecten in het bereik
van het beeld met een maximale hoogte van
50 cm worden afgebeeld. Het te verwerken
beeldmateriaal wordt slechts lokaal en tijdelijk
opgeslagen in de maairobot en voortdurend
overgeschreven. De maairobot kan hindernis-
sen herkennen, en het werkterrein waar geen
gras meer groeit. Wanneer de maairobot op
een hindernis stuit of geen gras meer her-
kent, dan stopt hij en begint hij in een willek-
eurige richting verder te maaien. Omwille van
de camera-eenheid is het niet mogelijk dat de
maairobot in de schemering resp. 's nachts
werkt. Het gekozen werkvenster moet daarbij
overdag liggen wanneer er veel daglicht is,
opdat de maairobot zijn werk betrouwbaar
kan verrichten. Daardoor worden ook tijdens
de schemering actieve kleine dieren, zoals
bijv. egels, beschermd.
Afstandssensoren:
De maairobot is uitgerust met afstandssen-
soren (16), waarmee hij hindernissen op zijn
traject kan detecteren. Als de maairobot op
een hindernis stuit, dan stopt hij en begint hij
in een willekeurige richting verder te maaien.
Magneetstripsensor
De robotmaaier is uitgerust met een mag-
neetstripsensor (29) en herkent een mag-
neetstrip (27) die op de grond ligt. Als de
robotmaaier een magneetstrip tegenkomt,
stopt hij en begint hij opnieuw te maaien in
een willekeurige richting. De magneetstrip
dient als virtuele grens, zodat u tuingebieden
kunt instellen waarin de robotmaaier niet mag
maaien.
Regensensor
De robotmaaier is uitgerust met een regen-
sensor (5) om te voorkomen dat de robot-
Anl_FREELEXO_CAM_PLUS_SPK13.indb 244
Anl_FREELEXO_CAM_PLUS_SPK13.indb 244
NL
maaier in de regen werkt. De robotmaaier
keert terug naar het laadstation (19) wanneer
regen wordt gedetecteerd en wordt daar
volledig opgeladen. Nadat de regensensor
(5) weer droog is, blijft de robotmaaier in het
laadstation (19) gedurende de vooraf inge-
stelde vertragingstijd. Pas daarna wordt het
werk hervat, op voorwaarde dat het zich nog
steeds in een actief tijdvenster bevindt. Als
de regensensor (5) geactiveerd is (aanbevo-
len om het gazon te beschermen), is op het
display (50) een lichtgekleurd wolkje te zien.
Als de sensor wordt geactiveerd, verschijnt
er een donker wolkje met regendruppels.
Sluit de twee metalen sensoren niet kort met
metaal of een ander geleidend materiaal. Dit
belemmert de correcte werking van de robot-
maaier.
GNSS-module
De robotmaaier bepaalt zijn positie en de po-
sitie van het laadstation (19) via een globaal
satellietnavigatiesysteem (GNSS). Dit helpt
de robotmaaier om zijn weg terug te vinden
naar het laadstation (19).
Met de GNSS-module kan de robotmaaier de
lokale tijden voor zonsopgang en zonsonder-
gang bepalen, waardoor de robotmaaier niet
kan maaien in de schemering of ‚s nachts.
Hierdoor kan de robotmaaier betrouwbaar
met zijn camera-eenheid (15) werken.
Dankzij de GNSS-module kan de robotmaai-
er altijd zijn afstand tot het laadstation (19)
bepalen. De robotmaaier mag niet meer dan
1000 meter verwijderd zijn van het laadstation
(19), anders verschijnt er een foutmelding op
het display en kan de robotmaaier niet in de
modus hoofdmaaigebieden worden gebruikt.
De afstand tot het laadstation (19) is niet rele-
vant tijdens gebruik in de modus aangrenzen-
de maaigebieden.
Wi-Fi
De robotmaaier heeft een Bluetooth Wi-Fi-
module. De status of signaalsterkte van de
Wi-Fi wordt op het display weergegeven.
5.3 Voorbereiding
Als het gras hoger is dan 60 mm, dan moet het
worden gekort om de maairobot niet overmatig te
belasten en de effi ciëntie niet te verlagen. Gebru-
ik daarvoor een conventionele grasmaaier of een
trimmer. Verwijder alle losse voorwerpen die door
de maairobot kunnen worden beschadigd of die
de robot kunnen beschadigen, van het gras.
Controleer het maaiterrein en de grenzen van
het gazon, en zones die niet gemaaid hoeven te
- 244 -
04.10.2024 10:06:44
04.10.2024 10:06:44

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

34.139.76