Bandenspanningscontrole-
systeem
Bandenspanningsindicator
Afb. 257
Instrumentenpaneel: waarschuwing
bandenspanningverlies.
Het systeem van de bandenspanningscontrole
vergelijkt de individuele snelheden van elk wiel
en zo de dynamische straal met behulp van de
sensoren van de ABS.
Als de afrolomtrek van een of meerdere banden
verandert, geeft de bandenspanningsindicatie
dit in het instrumentenpaneel aan met een con-
trolelampje en een waarschuwing aan de be-
›››
stuurder
afb.
257. Zolang het een enkele
band betreft, wordt de stand hiervan op de wa-
gen aangegeven.
Drukverlies: Contr. bandensp.
links!
386
Wielen en banden
Wijziging in bandomtrek
De loopcirkelomtrek van een band varieert als:
●
De bandenspanning wordt handmatig gewij-
zigd.
●
De bandenspanning onvoldoende is.
●
De bandenstructuur beschadigd is.
●
De wagen onevenwichtig geladen is.
●
De banden van een as dragen meer last (bij-
voorbeeld bij rijden met extra belading).
●
De wagen rijdt met sneeuwkettingen.
●
Het reservewiel gemonteerd is.
●
Het wiel van een as werd vervangen.
De bandenspanningscontrole
paalde omstandigheden vertraagd reageren of
niets aanduiden (bijvoorbeeld bij sportief rijden,
besneeuwde wegen, onverharde wegen of bij
rijden met sneeuwkettingen).
Bandenspanningsindicatie kalibreren
Nadat u de bandenspanning heeft gewijzigd of
één of meerdere wielen heeft vervangen, moet
de bandenspanningsindicatie worden aange-
past. Doe dit bijvoorbeeld ook wanneer u de
voor- en achterwielen omwisselt.
●
Schakel het contact in.
●
Sla de nieuwe bandenspanning op in het in-
fotainmentsysteem met de functietoets
Wagenstatus > Banden; OF:
›››
pag.
exterieur > Banden
Het systeem kalibreert zichzelf verder terwijl de
wagen rijdt, op basis van de bandenspanning
ingevoerd door de bestuurder en de gemon-
teerde banden. Na een lange rit op verschil-
lende snelheden worden de gegevens verza-
meld en bekeken aan de hand van de gepro-
grammeerde gegevens.
Onder zware last op de wielen, bijv. bij flinke
belading, moet voor kalibratie de bandenspan-
ning worden verhoogd tot de geadviseerde
waarde voor rijden met belading
WAARSCHUWING
Als de bandenspanning verschillend of te
kan onder be-
laag is, kan een van de banden kapot gaan
en kunt u de controle over de wagen verlie-
zen, wat kan leiden tot een ernstig of dodelijk
ongeval.
●
Indien het controlelampje
onmiddellijk de snelheid verminderen en
bruuske rem- of draaimanoeuvres vermijden.
Zo snel mogelijk stoppen en de staat en de
spanning van alle banden controleren.
●
Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt alleen correct als alle banden in koude
toestand de correcte bandenspanning heb-
ben.
●
Als de band niet lek is en niet noodzakelij-
kerwijs onmiddellijk vervangen moet worden,
rijd dan met lage snelheid naar de dichtstbij-
>
zijnde gespecialiseerde werkplaats en laat
> Inst.
de bandenspanning controleren en aanpas-
38.
sen.
›››
afb.
257.
oplicht,