Comfortlichten
Beweeg de hendel met ingeschakeld contact
omhoog of omlaag tot aan het punt waar u
enige weerstand voelt en laat de hendel los.
Het knipperlicht knippert driemaal.
Om de comfortknipperlichten vroegtijdig uit te
schakelen, beweegt u de hendel onmiddellijk in
tegengestelde richting tot aan het punt waar u
enige weerstand voelt en dan laat u de hendel
los.
De comfortknipperlichten kunnen worden in-
en uitgeschakeld in het infotainmentsysteem
via de functietoets
> Instellingen >
Licht > Lichtassistent > Comfort-
knipperen.
Parkeerlicht
Het parkeerlicht brandt alleen bij uitgeschakeld
contact. Als het licht is ingeschakeld, klinkt er
een akoestisch signaal zolang het bestuurder-
sportier is geopend.
●
Schakel het contact uit.
●
Hendel omhoog- of omlaagdrukken.
Wanneer het parkeerlicht ingeschakeld is, gaan
het stadslicht voor en een deel van het achter-
licht aan de desbetreffende zijde van de wagen
branden.
128
Lichten
Parkeerlicht aan beide zijden
●
Schakel het contact uit.
●
Breng de lichtschakelaar in stand
●
De wagen van buitenaf vergrendelen.
Hierbij worden uitsluitend het stadslichten in
beide koplampen en de achterlichten gedeel-
telijk ontstoken.
WAARSCHUWING
Verkeerd gebruik van de knipperlichten, het
niet gebruiken of het vergeten uit te scha-
kelen daarvan kan andere weggebruikers in
verwarring brengen. Dit kan ernstige onge-
vallen tot gevolg hebben.
●
Geadviseerd wordt om tijdig het knipper-
licht te activeren als u van rijstrook wilt wis-
selen, inhalen of afslaan.
●
Direct na het wisselen van rijstrook, inhalen
of afslaan moet u het knipperlicht deactive-
ren.
WAARSCHUWING
Een verkeerd gebruik van het grootlicht kan
ongevallen en ernstig letsel veroorzaken. Het
grootlicht kan andere bestuurders afleiden
en verblinden.
Let op
● Als u bij ingeschakeld knipperlicht het
.
contact uitschakelt, klinkt er een waarschu-
wingssignaal zolang het bestuurdersportier
geopend is. Dat herinnert u eraan de knip-
perlichten uit te schakelen, tenzij u het par-
keerlicht juist wilt hebben ingeschakeld.
● Indien de comfortknipperlichten in werk-
ing zijn (driemaal knipperen) en het com-
fortknipperlicht van het tegenoverliggende
deel wordt geactiveerd, dan stopt het ac-
tieve deel met knipperen en knippert het licht
slechts eenmaal in het nieuwe deel dat is ge-
selecteerd.
● Het knipperlicht werkt alleen bij ingescha-
keld contact. De alarmlichten werken ook
wanneer het contact is uitgeschakeld.
● Het grootlicht kan alleen bij ingeschakeld
dimlicht worden aangezet.
● Als een knipperlicht op de aanhanger de-
fect is, gaat het controlelampje (knipperlich-
ten op aanhanger) knipperen op dubbele fre-
quentie dan normaal in de wagen.
● Bij koude of vochtige weersomstandighe-
den kunnen de koplampen, achterlichten en
knipperlichten tijdelijk beslagen zijn aan de
binnenzijde. Dit is een normaal verschijnsel
en heeft totaal geen invloed op de levens-
duur van het verlichtingssysteem van de wa-
gen.
● Als u het rechter- of linkerknipperlicht inge-
schakeld laat en dan het contact uitschakelt,
zal het parkeerlicht niet automatisch worden
geactiveerd.