Inhoudsopgave
Advertenties
Lichten
Verlichting van de wagen
Controlelampjes
Gaat geel branden
De buitenverlichting is volledig of ge-
deeltelijk defect.
Gaat geel branden
Mistachterlicht aan.
Gaat groen branden
Linker of rechter knipperlicht. Het
controlelampje knippert twee keer zo
snel wanneer een knipperlicht defect is.
›››
Alarmlichten ingeschakeld
Gaat groen branden
Aanhangwagenknipperlichten
Gaat blauw branden Grootlicht aan
of grootlichtsignaal in werking gesteld
›››
pag.
127.
Gaat blauw branden
Grootlichtregeling (Light Assist) is inge-
›››
schakeld
pag.
129.
Verlichting van de wagen
Lichtschakelaar
Afb. 103
Dashboard: lichtschakelaar.
De lichten inschakelen
●
Schakel het contact in en draai de lichtscha-
kelaar naar de gewenste stand
Automatische regeling van het dimlicht en
pag.
69.
dagrijverlichting.
Stads- en dagrijverlichting ingeschakeld.
Dimlicht aan.
Dagrijverlichting ingeschakeld.
De lichten uitschakelen
●
Schakel het contact uit en draai de lichtscha-
kelaar naar de gewenste stand:
Lichten
De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor de
juiste afstelling van de koplampen en het voe-
ren van de juiste verlichting.
Stadslicht
Wanneer het stadslicht
›››
afb.
103:
gaan ook de stadslichten in beide koplampen,
bepaalde delen van het achterlicht, de kente-
kenverlichting en het licht van de toetsen van
het dashboard branden. De automatische in-
schakeling van het dimlicht wordt geactiveerd
vanaf een snelheid van ongeveer 10 km/u (6
mpu).
Automatische rijlichtregeling
Wanneer de lichtschakelaar zich in stand
bevindt, wordt de verlichting van de wagen, in-
strumenten en bedieningselementen in de vol-
gende omstandigheden in- en uitgeschakeld:
Lichten uit.
De oriëntatielichten "Coming Home",
"Leaving Home" en instapverlichting kun-
nen branden.
Stads- of parkeerlicht aan weerszijden in-
geschakeld.
Dimlicht uit.
is ingeschakeld,
125
Advertenties
Inhoudsopgave
