Inhoudsopgave
Advertenties
Gaat grijs branden
De snelheidsbegrenzer is ingeschakeld,
maar de regeling is niet actief.
Gaat groen branden
De snelheidsbegrenzer is ingeschakeld
en de regeling is actief.
Hellingen afrijden
1)
Schakel terug voordat u een lange helling af-
rijdt. Op deze wijze maakt u gebruikt van de
remmende werking van de motor en belast u de
remmen minder.
WAARSCHUWING
Schakel de snelheidsbegrenzer na gebruik
altijd uit om te vermijden dat de snelheid on-
gewenst wordt geregeld.
●
De snelheidsbegrenzer ontheft de bestuur-
der niet van zijn verantwoordelijkheid om met
een geschikte snelheid te rijden. Rijd nooit
onnodig met een hoge snelheid.
●
Het gebruik van de snelheidsbegrenzer bij
slecht weer is gevaarlijk en kan ernstige
ongevallen veroorzaken, bijv. door aquapla-
ning, sneeuw, ijs, bladresten enz. Gebruik de
snelheidsbegrenzer enkel wanneer de staat
van het wegdek en de weersomstandighe-
den dit toelaten.
1)
Geldig voor hybride wagens.
196
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Snelheidsbegrenzer bedienen
Afb. 138
Op het multifunctiestuurwiel:
knoppen voor bediening van de
snelheidsbegrenzer.
Inschakelen
●
Druk op de toets
.
De regeling wordt nog niet uitgevoerd.
De regeling starten
●
Tijdens het rijden drukt u op de toets
De actuele snelheid wordt opgeslagen als
snelheidslimiet.
De snelheid aanpassen
De opgeslagen snelheid kan worden aange-
past:
+ 1 km/u (1 mpu)
– 1 km/u (1 mpu)
+ 10 km/u (5 mpu)
– 10 km/u (5 mpu)
De regeling onderbreken
●
Druk op de toets
.
De snelheid wordt opgeslagen.
De regeling hervatten
●
Druk op de toets
.
De begrenzer wordt opnieuw automatisch ge-
activeerd zodra u langzamer rijdt dan de opge-
slagen snelheid.
Uitschakelen
●
Druk langdurig op de toets
De snelheidsbegrenzer wordt uitgeschakeld en
de snelheid wordt gewist.
Wisselen naar een ander bestuurdershulp-
.
systeem
●
Druk op de toets
.
●
Selecteer het gewenste systeem op het
display van het instrumentenpaneel. De snel-
heidsbegrenzer wordt uitgeschakeld.
.
Advertenties
Inhoudsopgave
