Accudiagnose
De accudiagnose bepaalt continu de toestand
van de accu. Sensoren registreren de accu-
spanning, de accustroom en de accutempera-
tuur. Hierdoor wordt de actuele ladingstoestand
en de capaciteit van de accu bepaald.
Ruststroommanagement
Het ruststroommanagement verlaagt het ener-
gieverbruik in de periode dat de wagen stil-
staat. Bij uitgeschakeld contact regelt het de
energievoorziening van de verschillende elektri-
sche verbruikers. Hierbij wordt rekening gehou-
den met de gegevens van de accudiagnose.
Afhankelijk van de ladingstoestand van de accu
worden de verbruikers één voor één uitgescha-
keld om te sterk ontladen van de accu te voor-
komen en zodoende goede startomstandighe-
den te behouden.
Dynamisch energiemanagement
Tijdens het rijden verdeelt het dynamische
energiemanagement de opgewekte energie
gelijkmatig over de verschillende verbruikers.
Het zorgt ervoor dat niet meer elektrische ener-
gie wordt verbruikt dan wordt opgewekt en
zorgt hierdoor voor een optimale ladingstoe-
stand van de accu.
Controleren en bijvullen
Energieregeling
Let op
● Ook het energiemanagementsysteem kan
de natuurkundige grenzen niet overwinnen.
Houd er rekening mee dat capaciteit en le-
vensduur van een accu beperkt zijn.
● Als het risico bestaat dat de wagen niet
meer start, gaat het laadstroomlampje of het
controlelampje ladingstoestand van de accu
›››
pag. 369
te laag
branden.
Ontladen van de accu
Behouden van goede startomstandigheden
heeft hoogste prioriteit. Op korte afstanden, in
het stadsverkeer en in koude jaargetijden wordt
veel van de accu gevergd.
Er is veel elektrische energie nodig, maar er
wordt maar weinig opgewekt. Het is ook kritiek
als de motor niet draait en elektrische verbrui-
kers zijn ingeschakeld. In dit geval wordt energie
verbruikt, maar niet opgewekt.
Vooral in deze situaties zal u opvallen dat het
energiemanagementsysteem de energieverde-
ling actief regelt.
Als de wagen langer stilstaat
Als u uw wagen gedurende enkele dagen of
weken niet gebruikt, krijgen de elektrische ver-
bruikers één voor één minder energie of worden
ze zelfs uitgeschakeld. Hierdoor wordt het ener-
gieverbruik verminderd en de goede startom-
standigheden gedurende langere tijd behou-
den. Sommige comfortfuncties, zoals het ope-
nen van de wagen via de afstandsbediening,
kunnen niet beschikbaar zijn onder bepaalde
omstandigheden. De comfortfuncties zijn weer
beschikbaar als u het contact inschakelt en de
motor start.
Bij afgezette motor
Als u bijvoorbeeld naar de radio luistert terwijl
de motor stilstaat, wordt de accu ontladen.
Zodra het energieverbruik een risico wordt voor
het opnieuw starten van de motor, verschijnt in
wagens met bestuurdersinformatiesysteem een
tekst.
Daarin wordt de bestuurder gevraagd de motor
te starten om de accu bij te laden.
Bij draaiende motor
Hoewel tijdens het rijden elektrische energie
wordt opgewekt, kan de accu toch ontladen.
Dit gebeurt vooral dan als weinig energie wordt
opgewekt en veel wordt verbruikt terwijl de la-
dingstoestand van de accu niet optimaal is.
Om de energiebalans weer in evenwicht te krij-
gen, krijgen verbruikers die bijzonder veel ener-
gie verbruiken tijdelijk minder energie of worden
ze zelfs uitgeschakeld. Vooral verwarmingssys-
temen gebruiken veel energie. Als u constateert
dat bijvoorbeeld de stoelverwarming of achter-
ruitverwarming niet verwarmt, krijgt ze tijdelijk
minder energie of is ze uitgeschakeld. De sys-
temen zijn weer beschikbaar zodra de energie-
huishouding weer in evenwicht is.
371