Vereiste voorwaarden om uit te parkeren
(enkel recht parkeren)
●
De tractiecontrole (TCS) moet ingeschakeld
›››
zijn
pag.
186.
●
Lengte van de parkeerplaats: lengte van de
wagen + 0,5 meter.
●
Niet sneller rijden dan ca. 7 km/u (4 mpu) bij
het uitparkeren.
Voortijdig beëindigen of automatisch onder-
breken van de manoeuvres om in of uit te
parkeren
Het inparkeersysteem onderbreekt de manoeu-
vres voor het in- of uitparkeren in de volgende
gevallen:
●
Er wordt gedrukt op de toets
●
Een snelheid van ca. 7 km/u (4 mpu) wordt
meermaals overschreden.
●
De bestuurder neemt de controle over het
stuur over.
●
De parkeermanoeuvre wordt niet afgerond
binnen ca. 6 minuten na activering van de
stuurhulp.
●
Er is een storing in het systeem (het systeem is
tijdelijk niet beschikbaar).
●
De TCS wordt uitgeschakeld.
●
De TCS of ESC grijpt in om te regelen.
●
Het rijprofiel Offroad of Snow wordt geselec-
teerd.
●
Het bestuurdersportier wordt geopend.
Inparkeersysteem (Park Assist)
Parkeren en manoeuvreren
Om het manoeuvre weer te beginnen, mogen
deze gevallen zich niet voordoen en drukt u op-
nieuw op de toets
Automatische remingreep om de toegestane
snelheid niet te overschrijden
Om te voorkomen dat de toegestane snelheid
van ca. 7 km/u (4 mpu) wordt overschreden bij
het in- en uitparkeren, kan een automatische
remingreep plaatsvinden. Na de automatische
remingreep kunnen de manoeuvres voor het in-
of uitparkeren voortgezet worden.
Er vindt slechts één automatische remingreep
plaats voor elke poging tot in- of uitparkeren.
Indien opnieuw de snelheid van ca. 7 km/u (4
mpu) wordt overschreden, wordt de overeen-
komstige handeling onderbroken.
.
Bijzonderheden
Het inparkeersysteem heeft een aantal beper-
kingen die eigen zijn aan het systeem. Om die
reden is het bijvoorbeeld niet mogelijk om er-
mee in en uit te parkeren in scherpe bochten of
op zeer steile hellingen.
Bij het in- en uitparkeren klinkt een kort signaal
om de bestuurder te vragen de vooruit- of ach-
teruitversnelling te schakelen (naargelang het
geval). Bij de volgende manoeuvres geeft het
hulpsysteem de verandering van versnelling
aan de bestuurder aan, uiterlijk wanneer het
continu geluidssignaal verschijnt (object aan-
wezig op ≤ 30 cm) in de Park Pilot.
Wanneer het inparkeersysteem draait aan het
stuur met stilstaande auto, verschijnt op het
.
scherm van het instrumentenpaneel daarnaast
ook het symbool
trapt zolang het symbool in het instrumenten-
paneel blijft branden, zodat de wielen draaien
met stilstaande wagen. Op die manier heeft het
systeem minder manoeuvres nodig om het par-
keren af te ronden.
Rijden met aanhangwagen
Het inparkeersysteem kan niet worden inge-
schakeld als de in de fabriek ingebouwde trek-
haak op een elektrische wijze op de aanhang-
wagen aangesloten is.
Na het verwisselen van een wiel
Indien na het verwisselen van een wiel de auto
niet langer juist in- of uitparkeert, kan het zijn
dat de omtrek van het nieuwe wiel anders is
en dat het systeem zich daaraan moet aan-
passen. Deze aanpassing is automatisch en
gebeurt tijdens het rijden. Enkele minuten lang-
zaam draaien in beide richtingen en met lage
snelheid (20 km/u [12 mpu]) kan bijdragen aan
dat aanpassingsproces .
. Houd het rempedaal inge-
233