Bediening van de stoelverwarming
●
Druk op de knop of van het bedienings-
paneel om de stoelverwarming in te schakelen
op maximaal vermogen.
●
Druk meermaals op de knop of tot het
gewenste niveau is ingesteld.
●
Om de stoelverwarming uit te schakelen,
drukt u meermaals op de knop of tot geen
enkele led meer brandt.
Indien u het contact weer aanzet binnen de vol-
gende 10 minuten, wordt de verwarming van de
bestuurdersstoel automatisch ingeschakeld op
het laatst ingestelde niveau.
Gevallen waarin de stoelverwarming niet
mag worden ingeschakeld
Indien een van de volgende situaties zich voor-
doet, mag de stoelverwarming niet worden in-
geschakeld:
●
De stoel is bezet door een persoon met een
beperkte gewaarwording van pijn of warmte.
●
Niemand zit op de stoel.
●
Er is een hoes over de stoel getrokken.
●
Er is een kinderzitje op de stoel geplaatst.
●
Het zitvlak van de stoel is nat of vochtig.
●
De binnen- of buitentemperatuur is hoger dan
+25°C (77°F).
Verwarming, ventilatie en koeling
Airconditioning
WAARSCHUWING
Personen waarvan de gewaarwording van
pijn en warmte beïnvloed is door inname van
bepaalde medicijnen, verlamming of chroni-
sche ziekte (bijv. diabetes), lopen het risico
op brandwonden aan de rug, het zitvlak en
de benen door het gebruik van de stoelver-
warming.
●
Personen met een beperkte gewaarwor-
ding van pijn en warmte mogen de stoelver-
warming nooit gebruiken.
●
Indien een storing wordt waargenomen bij
de temperatuurregeling van de inrichting,
brengt u ze naar een gespecialiseerde werk-
plaats.
WAARSCHUWING
Als de bekleding van de zitting vochtig is,
kan dat de werking van de stoelverwarming
negatief beïnvloeden en het risico op brand-
wonden verhogen.
●
Controleer of het zitvlak droog is voordat u
de stoelverwarming gebruikt.
●
Ga niet met natte of vochtige kleding op de
stoel zitten.
●
Leg geen natte of vochtige voorwerpen op
de stoel en hang deze ook niet daaraan.
●
Mors geen vloeistoffen over de stoel.
LET OP
●
Om de verwarmingselementen van de
stoelverwarming niet te beschadigen, mag u
nooit op de stoelen knielen noch geconcen-
treerde druk uitoefenen op een enkel punt
van de zitting of rugleuning.
●
Vloeistoffen, scherpe voorwerpen en isole-
rende materialen (bijv. een stoelhoes of een
kinderzitje) op de stoel kunnen de stoelver-
warming beschadigen.
●
Indien u een geur waarneemt, dient u de
stoelverwarming onmiddellijk uit te schake-
len en te laten herstellen in een gespeciali-
seerde werkplaats.
●
Indien de originele bekledingen van de
stoel werden vervangen door een ander ma-
teriaal, kan de stoelverwarming oververhit
raken of kan de werking beperkt worden.
Milieu-aanwijzing
Gebruik de stoelverwarming niet langer dan
strikt nodig. Anders wordt onnodig veel ener-
gie verbruikt.
Stuurwielverwarming
De stuurwielverwarming werkt enkel met inge-
schakelde motor.
Het geselecteerde niveau van stuurwielverwar-
ming wordt getoond op het scherm van het in-
strumentenpaneel.
147