Oplossing van problemen
Het AdBlue AdBlue®-peil is te laag
Het controlelampje gaat rood branden. De mo-
tor kan niet opnieuw worden gestart!
Stop de wagen op een geschikte, veilige en
vlakke plaats en vul de minimale hoeveelheid
›››
AdBlue® bij
pag.
336.
samen met
: Storing in het Ad-
Blue®-systeem
De controlelampjes gaan rood branden. De
motor kan niet opnieuw worden gestart!
Laat het systeem door een gespecialiseerde
werkplaats controleren.
De AdBlue®-reserve is laag
Het controlelampje gaat geel branden.
Tank AdBlue® binnen de volgende kilometers
(of mijlen) die worden aangegeven
336. SEAT raadt aan om daarvoor een gespe-
cialiseerde werkplaats te raadplegen.
samen met
: Storing in het Ad-
Blue®-systeem
De controlelampjes gaan geel branden. Er is
een storing in het AdBlue-systeem opgetreden,
of er is een AdBlue®-vloeistof gebruikt die niet
voldoet. Laat het systeem door een gespeciali-
seerde werkplaats controleren.
338
Brandstof en reiniging van uitlaatgassen
Motorregeling en uitlaat-
gasreinigingssysteem
Inleiding tot thema
WAARSCHUWING
Door de hoge temperaturen die in het
uitlaatgasreinigingssysteem kunnen voorko-
men, mag u de wagen niet op een licht
ontvlambaar oppervlak parkeren. Er bestaat
brandgevaar!
WAARSCHUWING
Geen conserveringsmiddelen gebruiken voor
de onderkant van de wagen nabij de uitlaat:
brandgevaar!
Katalysator
Voor een lange levensduur van de katalysa-
›››
pag.
tor
●
Gebruik voor een benzinemotor uitsluitend
loodvrije benzine.
●
Rijd de tank niet helemaal leeg.
●
Bij het vervangen of toevoegen van motorolie,
de benodigde hoeveelheid niet overschrijden
›››
pag. 364, Motoroliepeil controleren en mo-
torolie
bijvullen.
●
De wagen niet aanslepen, maar startkabels
›››
gebruiken
pag.
343.
Als u overslaan van de ontsteking, vermogens-
verlies of slecht draaien van de motor consta-
teert, de wagen door een gespecialiseerde
werkplaats laten controleren. In het algemeen
gaat het uitlaatgascontrolelampje
wanneer zich een van deze symptomen voor-
doet. Onverbrande brandstof zou zo in het uit-
laatsysteem en dus in de atmosfeer terecht
kunnen komen. Bovendien kan de katalysator
door oververhitting worden beschadigd.
LET OP
De brandstoftank niet helemaal leeg rijden,
omdat een onregelmatige brandstoftoevoer
storingen in de ontsteking kan veroorzaken.
Hierbij komt onverbrande benzine in het uit-
laatsysteem - dat kan tot oververhitting en
beschadiging van de katalysator leiden.
Milieu-aanwijzing
Ook bij een goed werkend uitlaatgasreini-
gingssysteem kan bij bepaalde bedrijfsfunc-
ties van de motor een zwavelachtige uitlaat-
gaslucht ontstaan. Dit hangt van het zwavel-
gehalte van de brandstof af. Vaak is het kie-
zen van een ander brandstofmerk genoeg.
Roetfilter
Geldig voor: wagens met roetfilter voor ben-
zine- of dieselmotoren
branden