Zijkant van de bestuurder of bijrijder, gezien van
boven.
Dit maakt het mogelijk om de dode
/
hoeken langs de wagen weer te ge-
ven.
Weergaven van de achtercamera (achter-
aanzicht)
Haaks parkeren.
Het gebied achter de wagen wordt ge-
toond. Ter oriëntatie worden hulplijnen
weergegeven.
Recht parkeren.
Het gebied direct achter de wagen wordt
getoond. De vakken en hulplijnen in kleur
dienen als oriëntatie.
Terreinrijden of functie aanhangwagen aan-
koppelen.
Het achterste deel van de wagen wordt
getoond. In wagens met af fabriek ge-
monteerde trekhaak worden groene en
rode halfronde hulplijnen getoond. De
hulplijnen geven de afstand tot de trek-
haak aan. De afstand tussen de (groene
en rode) hulplijnen bedraagt ongeveer 30
cm. De oranje hulplijn geeft naargelang
de draaihoek van het stuur de vooraf bere-
kende richting van de trekhaak aan.
246
Parkeren en manoeuvreren
Verkeer in dwarsrichting.
Deze weergave helpt om te letten op ver-
keer dat van links, achteren en rechts
komt, en kan bijv. worden gebruikt om ga-
rages of smalle uitritten te verlaten.
Assistent voor manoeuvres
met aanhangwagen (Trailer
Assist)
Inleiding tot thema
De assistent voor manoeuvres met aanhang-
wagen helpt de bestuurder bij het achteruitrij-
den en manoeuvreren met een aanhangwagen.
Door de draaiknop van de buitenspiegels te be-
wegen stuurt de assistent de aangekoppelde
aanhangwagen. Als bestuurder moet u zelf ac-
celereren, van versnelling veranderen en rem-
men!
Beperkingen van het systeem
In bepaalde omstandigheden detecteert de
camera geen obstakels zoals bijv. aanhange-
rdissels, stangen, vangrails, palen, dunne bo-
men of een achterklep die openstaat of wordt
geopend; dergelijke obstakels kunnen de auto
beschadigen.
Om de juiste werking van het systeem te garan-
deren, houdt u de camera schoon, ijs- en snee-
uwvrij en plakt u er niets op. Zorg ervoor dat de
dissel van de aanhangwagen niet bedekt wordt
door externe invloeden.
Gebruik de assistent voor manoeuvres met
aanhangwagen enkel wanneer de achterklep
correct gesloten is.
LET OP
De assistent voor manoeuvres met aanhang-
wagen neemt de omgeving van de wagen
niet als referentie. Er vindt geen detectie
van obstakels plaats. De bestuurder moet
zelf evalueren of hij veilig kan manoeuvreren
met de combinatie van wagen en aanhang-
wagen.
●
Let steeds op de beweging van de aan-
hangwagen en onderbreek zo nodig actief
het manoeuvre om schade te vermijden.
Zelfs bij een correcte bediening van de as-
sistent voor manoeuvres met aanhangwagen
kan het in zeldzame gevallen voorkomen dat
de aanhangwagen anders beweegt dan in-
gesteld.
●
Vertrouw niet enkel op de aanwijzingen op
het display in het instrumentenpaneel.