Hendel in de gewenste stand zetten:
Tipwissen. Kort indrukken, kort wissen.
Houd de hendel langer omlaag inge-
4
drukt zodat het wissen sneller gaat.
Ruitensproeier. Door de hendel naar
het stuur te drukken, wordt de ruiten-
5
sproeifunctie geactiveerd; de ruiten-
wissers gaan ook werken.
Intervalwissen bij de achterruit. De
achterruitwisser werkt ongeveer om de
6
6 seconden.
Door de hendel in te drukken, wordt de
ruitensproeifunctie geactiveerd; de rui-
7
tenwisser gaat ook werken.
ATTENTIE
Gebruik de ruitensproeierinstallatie niet bij
winterse temperaturen zonder vooraf de
voorruit te verwarmen. De ruitenwisser zou
anders op de voorruit kunnen vastvriezen
en daarmee het zicht naar voren beperken.
VOORZICHTIG
Als het contact wordt uitgeschakeld terwijl
de ruitenwissers in werking zijn, maken de-
ze de slag af en keren terug in de ruststand.
Wanneer het contact weer wordt ingescha-
keld, blijft de ruitenwisser werken in dezelf-
de wisstand. Bij vorst, sneeuw en andere
obstakels op de achterruit kunnen de rui-
tenwisser en ruitenwissermotor worden be-
schadigd.
Zicht
Verwijder vóór het wegrijden sneeuw en
●
ijs van de ruitenwisser.
Maak een vastgevroren ruitenwisser
●
voorzichtig los van de ruit. SEAT beveelt
daarvoor een ontdooispray aan.
Schakel de ruitenwisser niet in als de ruit
●
droog is. Bij het droog wissen kunnen de rui-
tenwisserbladen beschadigd raken.
Voordat u de ruitenwissers bij vorst voor
●
de eerste keer inschakelt, controleren of de
ruitenwisserbladen niet zijn vastgevroren.
Bij koud weer kan het helpen de ruitenwis-
sers in de servicestand te zetten wanneer u
›››
de wagen parkeert
pag.
47.
Let op
De voorruitwisser en achterruitwisser
●
werken alleen bij ingeschakeld contact en
gesloten motorkap respectievelijk achter-
klep.
Het intervalwissen van de ruitenwissers is
●
afhankelijk van de snelheid van de wagen.
Hoe hoger de snelheid is, des te vaker de
ruitenwissers bewegen.
De achterruitwisser gaat automatisch
●
aan wanneer de ruitenwissers aan staan en
de achteruitversnelling wordt ingescha-
keld.
Functies van de ruitenwissers
Reactie van de ruitenwissers op verschil-
lende situaties
Indien de wagen stilstaat, gaat de geacti-
●
veerde stand tijdelijk naar de voorgaande
stand.
Bij het intervalwissen werken de intervallen
●
volgens de snelheid. Hoe hoger de snelheid,
des te korter het interval.
Let op
Bij een obstakel op de voorruit probeert de
ruitenwisser dit obstakel weg te schuiven.
Indien het obstakel de ruitenwisser blijft
blokkeren, blijft de ruitenwisser stil staan.
Verwijder het obstakel en zet de ruitenwis-
ser weer aan.
93