Zekeringen en lampjes
Zekeringen
Inleiding tot thema
In principe kan een zekering toegewezen zijn
aan verscheidene apparaten. Omgekeerd is
het ook mogelijk dat één apparaat verschil-
lende zekeringen gebruikt.
Vervang de zekeringen alleen als de oorzaak
van de fout werd opgelost. Wanneer een
nieuw geplaatste zekering na korte tijd weer
doorbrandt, moet de elektrische installatie
door een gespecialiseerde werkplaats wor-
den nagekeken.
ATTENTIE
De hoge spanning van het elektrische sys-
teem kan stroomschokken en ernstige
brandwonden veroorzaken. Deze kunnen
zelfs dodelijk zijn!
Raak nooit de elektrische kabels van het
●
ontstekingssysteem aan.
Voorkom kortsluiting in de elektrische in-
●
stallatie.
ATTENTIE
Het gebruik van verkeerde zekeringen, de
vervanging van zekeringen en het over-
bruggen van een stroomcircuit zonder ze-
54
Noodgevallen
keringen kan brand en ernstige verwondin-
gen tot gevolg hebben.
Gebruik nooit zekeringen met een te hoge
●
stroomsterkte. Vervang de zekeringen al-
leen door zekeringen voor dezelfde stroom-
sterkte (zelfde kleur en opschrift) en groot-
te.
Vervang de zekeringen nooit door een
●
metalen draad, een nietje of iets vergelij-
kbaars.
VOORZICHTIG
Schakel de motor, lichten en overige elek-
trische apparatuur uit en haal de sleutel uit
het contact voordat u een zekering ver-
vangt, om schade aan het elektrische sys-
teem te voorkomen.
Let op
Er zijn in het voertuig meer zekeringen dan
in dit hoofdstuk vermeld worden.
Zekeringen in het interieur
Aan bestuurderszijde: afdekking van
Afb. 44
de zekeringenkast van het dashboard.
Onder het dashboard aan bestuur-
Afb. 45
derszijde: deksel van de zekeringenhouder.
De zekeringenhouder openen in het instru-
mentenpaneel
Open het bestuurdersportier (linksvoor).
●