Vóór het vervangen van het gloeilampje
●
de verlichting resp. parkeerlichten uitscha-
kelen.
Ga voorzichtig te werk, zodat u niets be-
●
schadigd.
Milieu-aanwijzing
Met betrekking tot de opslag en afvoer van
defecte lampjes kunt u informatie verkrij-
gen bij de gespecialiseerde winkels.
Let op
Controleer regelmatig of de verlichting
●
van uw wagen goed werkt, met name de
verlichting aan de buitenzijde van de wa-
gen. Dat is niet alleen in het belang van uw
eigen veiligheid, maar ook in het belang
van de veiligheid van andere verkeersdeel-
nemers.
Zorg ervoor dat u een nieuw lampje hebt,
●
voordat u het kapotte lampje gaat uitbou-
wen.
Zekeringen en lampjes
Lampjes van de koplampen vervan-
gen
In de motorruimte: achteraanzicht van
Afb. 48
linkerkoplamp met rubberkap.
Linkerkoplamp
Afb. 49
Dimlichten en grootlicht
A
Stadslichten en dagrijverlichting
B
Knipperlicht
C
Het is niet nodig om de koplamp te demonte-
ren om lampen te vervangen.
Dimlicht en grootlicht
A
Motorkap openen
.
●
Trek de steker van de lamp H4 en de rubbe-
●
rkap aan de clips los.
›››
Duw de veiligheidsbeugel
●
omlaag in de richting van de pijl, haak hem
zijdelings uit en verwijder hem.
Trek de lamp uit de fitting. Druk zo nodig op
●
de vergrendeling van de fitting.
Vervang de beschadigde lamp door een
●
nieuwe identieke lamp.
Zet de lamp erin, breng de veiligheidsbeu-
●
›››
gel
afb. 49
weer op zijn plaats en haak
D
hem vast.
Breng de rubberkap aan en controleer of
●
deze goed is geplaatst. Sluit de steker op de
H4 lamp aan.
Stadslicht en dagrijverlichting
perlicht
C
Open de motorkap.
●
Draai de fitting linksom tot de aanslag en
●
trek deze er samen met de lamp naar achter-
en uit.
Trek de lamp uit de fitting. Druk zo nodig op
●
de vergrendeling van de fitting.
Vervang de beschadigde lamp door een
●
nieuwe identieke lamp.
afb. 49
D
/ knip-
B
»
57