"Safe" ingeschakeld: het lampje knippert
●
met korte intervallen ongeveer twee secon-
den; daarna langzamer.
"Safe" uitgeschakeld: het lampje knippert
●
ongeveer 2 seconden en gaat dan uit. Na on-
geveer 30 seconden knippert het rode led-
lampje opnieuw.
Storing in het vergrendelsysteem: het lamp-
●
je knippert ongeveer 2 seconden met korte
intervallen. Vervolgens brandt het lampje on-
geveer 30 seconden.
ATTENTIE
Bij een van buitenaf vergrendelde wagen
met ingeschakeld "Safe"-veiligheidssys-
teem* mogen geen personen – vooral geen
kinderen – in de wagen achterblijven, om-
dat de portieren en ruiten van binnenuit
niet meer kunnen worden geopend. Ver-
grendelde portieren maken het hulpverle-
ners moeilijk om in geval van nood in de
wagen te komen.
Portieren
Inleiding
De portieren en de achterklep kunnen hand-
matig worden vergrendeld en gedeeltelijk
worden ontgrendeld, bijvoorbeeld als de
sleutel of de centrale vergrendeling defect is.
82
Bedienen
ATTENTIE
Als een portier niet correct gesloten is, kan
deze tijdens het rijden onverwacht open-
gaan en ernstig letsel veroorzaken.
Zet onmiddellijk de wagen stil en sluit het
●
portier.
Let er bij het sluiten op dat deze goed ge-
●
sloten is. Het gesloten portier moet vlak en
afsluitend met de carrosseriedelen erom-
heen liggen.
Open of sluit de portieren alleen wanneer
●
er zich niemand in de buurt van de portie-
ren bevindt.
ATTENTIE
Een portier die door de vasthouder open
wordt gehouden, kan door een sterke wind
of op hellingen gesloten worden waardoor
lichamelijk letsel kan ontstaan.
Houd bij het openen en sluiten van de
●
portieren altijd de portiergrepen vast.
Bijrijdersportier handmatig ver-
grendelen
Aan de voorzijde van het bijrijderspor-
Afb. 70
tier: noodslot, verborgen door een rubberen
pakking.
Noodslot van de wagen met de auto-
Afb. 71
sleutel.
Het bijrijdersportier kan handmatig worden
vergrendeld.
Portier openen.
●