gevaar komen door de acceleratie van de
wagen en de rijstijl.
Pas altijd uw rijstijl aan de verkeerssitua-
●
tie aan.
Bij uitgeschakelde ASR kunnen de aange-
●
dreven wielen gaan slippen, vooral indien
het wegdek nat, glad of vuil is. Dit kan ertoe
leiden dat u de controle over het stuur ver-
liest.
ATTENTIE
Haal de hendel nooit uit stand P indien de
handrem niet is aangetrokken. Anders kan
de wagen op een helling onverwacht in be-
weging komen en een ongeval of levensge-
vaarlijke letsels veroorzaken.
VOORZICHTIG
Wanneer u bergop stopt met gekozen
●
rijstand, mag u het gaspedaal niet intrap-
pen om te vermijden dat de wagen achter-
uit rolt. Trap het rempedaal in om het sys-
teem van elektroaandrijving niet onnodig te
overbelasten.
Indien de wagen zich verplaatst met uit-
●
geschakeld contact en elektroaandrijving,
of met lege accu van 12 volt of zonder accu
van 12 volt en met keuzehendel in stand N
gedurende langere tijd of met een hoge
snelheid, zal het systeem van elektroaan-
drijving beschadigd raken. De wagen mag
enkel worden gesleept indien voldaan is
›››
aan bepaalde voorwaarden
pag.
Aandrijf- en rijsysteem
Starthulp op hellingen
Werking
De starthulp op hellingen helpt de bestuurder
bij het bergop starten, door de wagen actief
in stilstand te houden.
De starthulp op hellingen worden automa-
tisch ingeschakeld indien tegelijk voldaan
is aan de volgende voorwaarden:
De wagen wordt in stilstand gehouden op
●
een helling door het rempedaal in te trappen
tot u begint te rijden.
De motor draait correct.
●
De rijstand D is geselecteerd of de achter-
●
uitversnelling is ingeschakeld.
Om weg te rijden, haalt u uw voet van het
rempedaal en accelereert u onmiddellijk. Bij
het wegrijden wordt de rem geleidelijk los-
gelaten.
De starthulp op hellingen wordt onmiddel-
lijk uitgeschakeld:
Als een van de eerder vermelde voorwaar-
●
den niet langer vervuld is.
Als het bestuurdersportier geopend wordt.
●
Als de elektroaandrijving is uitgeschakeld.
●
Als er een storing is in de elektroaandrijving.
●
Als de keuzehendel in stand N staat.
●
52.
ATTENTIE
Indien u niet onmiddellijk wegrijdt nadat u
●
de voet van het rempedaal gehaald hebt,
kan de wagen in bepaalde omstandighe-
den terugrollen. Trap het rempedaal in dat
geval onmiddellijk in of trek de handrem
aan.
Als de motor uitvalt, trap het rempedaal
●
dan onmiddellijk in of trek de handrem aan.
Indien u bij het bergop rijden met druk
●
verkeer wil vermijden dat de wagen achter-
uit rolt wanneer u wegrijdt, trapt u eerst het
rempedaal enkele seconden in.
Besturing
Informatie over het besturen van de
wagen
De elektromechanische stuurbekrachtiging
ondersteunt de stuurbeweging van de be-
stuurder.
Bij een elektromechanische stuurbekrachti-
ging wordt de mate van stuurbekrachtiging
elektronisch aangepast op de rijsnelheid en
de draaihoek van het stuur. De elektrome-
chanische stuurinrichting werkt enkel met in-
geschakeld aandrijfsysteem.
Indien de elektromechanische stuurinrichting
niet correct of helemaal niet werkt, moet veel
»
157