Sticker om op het instrumentenpaneel te
2
kleven, binnen het gezichtsveld van de
bestuurder, om te herinneren aan de
maximaal aanbevolen snelheid
"max. 80 km/u" of "max. 50 mpu"
Vulpijp met dop
3
Luchtcompressor
4
Schakelaar ON/OFF
5
Ontluchtingsschroef (kan ook in de
6
pompslang opgenomen zijn).
Controlelampje van de bandenspan-
7
ningscontrole (kan ook opgenomen zijn in
de pompslang).
Buis voor bandenspanning
8
12 V steker
9
Fles met afdichtmiddel
10
Reserveventiel
11
Het ventieluitbouwsysteem
1
onderkant een gleuf voor het ventiel. Het ven-
tiel kan alleen zo worden in- of uitgedraaid.
Hetzelfde geldt voor het reserveventiel
Een band afdichten en oppompen
De band afdichten
Draai het dopje en het inzetstuk van het
●
ventiel los. Gebruik het apparaat
om het inzetstuk te verwijderen. Leg het op
1
een schoon oppervlak.
Schud de fles met afdichtmiddel
●
goed.
10
Draai de pompslang
●
de fles met afdichtmiddel. De verzegeling van
de fles wordt automatisch gebroken.
Verwijder de dop van de vulslang
●
29
en draai het open einde van de tube op
3
het bandventiel.
Houd de fles met de bodem omhoog en
●
doe de inhoud volledig in de band.
Haal de fles van het ventiel.
●
Breng het inzetstuk opnieuw aan op het
●
bandventiel met het apparaat
De band oppompen
Draai de vulslang van de compressor
●
›››
afb. 29
vast op het bandventiel.
8
Controleer of de ontluchtingsbout gesloten
●
›››
is
afb. 29
6
heeft aan de
Schakel het aandrijfsysteem van de wagen
●
in.
.
11
Sluit de steker
●
volt-stopcontact van de wagen
Zet de luchtcompressor aan met de
●
ON/OFF-schakelaar
Laat de luchtcompressor draaien tot een
●
druk van 2,0-2,5 bar (29-36 psi/200-250
kPa) wordt bereikt. Maximaal 8 minuten.
›››
afb. 29
Sluit de luchtcompressor af.
●
Zelfhulp
›››
afb. 29
›››
afb. 29
vast op
3
›››
afb.
›››
afb. 29
.
1
.
›››
afb. 29
aan op het 12
9
›››
pag.
109.
›››
afb. 29
.
5
Indien de aangegeven druk niet wordt be-
●
reikt, draait u de vulslang los van het ventiel.
Beweeg de wagen 10 m zodat het afdicht-
●
middel wordt verdeeld in de band.
Draai de vulslang van de compressor op-
●
nieuw op het ventiel.
Herhaal het proces voor het oppompen.
●
Als ook dan de druk niet wordt bereikt, ver-
●
keert de band in slechte staat. Zet de wagen
stil en roep de hulp in van gespecialiseerd
personeel.
Sluit de luchtcompressor af. Draai de vul-
●
slang los van het bandventiel.
Wanneer de bandenspanning tussen
●
2,0-2,5 bar ligt, rijdt u verder met een snel-
heid onder 80 km/u (50 mph).
›››
Kleef de sticker
afb. 29
●
2
mentenpaneel, binnen het gezichtsveld van
de bestuurder.
Controleer de bandenspanning opnieuw
●
›››
na 10 minuten
pag.
42.
ATTENTIE
Bij het oppompen kan de luchtcompressor
en de pompslang heet worden.
Bescherm handen en huid tegen aanra-
●
king van hete onderdelen.
Leg de hete pompslang en de hete lucht-
●
compressor niet op brandbare materialen.
Laat ze eerst afkoelen alvorens het appa-
●
raat op te bergen.
op het instru-
»
41