het stuurwiel versteld moet worden, dient u
op veilige wijze te stoppen en het stuurwiel
in de juiste stand te zetten.
Het verstelde stuurwiel moet steeds ge-
●
richt zijn naar de borstkas en niet naar het
gezicht, om de bescherming van de voor-
airbag van de bestuurder niet te beperken
bij een ongeval.
Tijdens het rijden moet u het stuurwiel
●
steeds met beide handen vastnemen aan
de buitenzijde ervan (positie 9 en 3 uur), om
het risico op letsel bij de activering van de
voorairbag van de bestuurder te verminde-
ren.
Houd het stuurwiel nooit vast in de positie
●
van 12 uur of op andere wijze, bijv. in het
midden. In zulke gevallen kunnen bij active-
ring van de bestuurdersairbag ernstig let-
sel aan uw armen, handen en hoofd worden
toegebracht.
Pedaalruimte
Pedalen
Zorg ervoor dat u het gas- en rempedaal
–
altijd ongehinderd kunt intrappen.
Zorg ervoor dat de pedalen ongehinderd in
–
hun oorspronkelijke stand kunnen terugko-
men.
14
Veiligheid
Zorg ervoor dat de vloermatten tijdens het
–
rijden veilig zijn bevestigd en de pedalen
›››
niet hinderen
.
Er mogen alleen vloermatten worden ge-
bruikt die het pedaalbereik vrijlaten en goed
zijn vastgemaakt tegen verschuiven. Geschik-
te vloermatten zijn verkrijgbaar bij een officië-
le dealer. In de voetenruimte zijn bevestigin-
gen* voor vloermatten ingebouwd.
Bij uitval van een remcircuit moet het rempe-
daal verder dan gebruikelijk worden ingetrapt
om de wagen tot stilstand te brengen.
Geschikt schoeisel dragen
Draag schoenen die uw voeten goede steun
geven en waarmee u de pedalen goed kunt
bedienen.
ATTENTIE
Als de pedalen niet ongehinderd kunnen
●
worden bediend, kan dit tot kritieke situ-
aties tijdens het rijden leiden.
Nooit vloermatten of andere bekleding
●
over de ingebouwde vloermatten leggen of
installeren omdat die het pedaalbereik
kunnen verkleinen en de bediening van de
pedalen hinderen - gevaar voor ongeval-
len!
Nooit voorwerpen in de voetenruimte
●
voor de bestuurder leggen. Een voorwerp
kan bij de pedalen komen en de bediening
van de pedalen belemmeren.
Veiligheidsgordels
Waarom veiligheidsgordels?
Controlelampjes
Gaat rood branden
De bestuurder of bijrijder heeft de veiligheidsgordel
niet om.
Voorwerpen op de bijrijdersstoel.
Verwijder de voorwerpen van de bijrijdersstoel en
berg ze veilig op.
Door het branden van het controlelampje
wordt de bestuurder eraan herinnerd de vei-
ligheidsgordel vast te gespen.
Voordat u gaat rijden:
Steeds de veiligheidsgordel juist omges-
●
pen.
Uw bijrijders er ook op wijzen de veiligheids-
●
gordel juist om te gespen voordat u gaat rij-
den.
Kinderen vervoeren in een geschikt kinder-
●
zitje dat in overeenstemming is met de groot-
›››
te en de leeftijd van het kind
Als men begint te rijden met een snelheid bo-
ven 25 km/u (15 mpu) zonder dat de bestuur-
der of bijrijder zijn veiligheidsgordel heeft
vastgegespt, of indien men de gordels
pag.
28.