Houd de omgeving van de wagen altijd in
●
de gaten omdat de sensoren niet altijd klei-
ne kinderen, dieren of voorwerpen detecte-
ren.
Het oppervlak van bepaalde voorwerpen
●
en kleding weerkaatsen de signalen van de
parkeerhulpsensoren niet. Het systeem kan
deze voorwerpen en personen met de ge-
noemde kleding niet of niet goed detecte-
ren.
Externe geluidsbronnen beïnvloeden de
●
signalen van de parkeerhulpsensoren. In dit
geval worden in bepaalde omstandigheden
geen personen of voorwerpen gedetec-
teerd.
VOORZICHTIG
Voorwerpen als aanhangerdissels, dunne
●
stangen, hekwerken, palen, bomen en geo-
pende schuurdeuren worden in bepaalde
omstandigheden niet door de sensoren
waargenomen en kunnen tot beschadiging
van de wagen leiden.
Hoewel de parkeerhulp een aanwezig ob-
●
stakel detecteert en ervoor waarschuwt, is
het mogelijk dat het obstakel te hoog of te
laag is, waardoor dat obstakel bij het nade-
ren ervan uit de meethoek van de sensoren
kan verdwijnen en niet wordt aangeduid.
De parkeerhulp zal u daarom ook niet
waarschuwen voor deze voorwerpen. Als u
de waarschuwing van de parkeerhulp ne-
geert, kan de wagen aanzienlijk bescha-
digd raken.
Hulpsystemen om te parkeren en manoeuvreren
De sensoren in de bumper kunnen bij-
●
voorbeeld bij het parkeren beschadigd of
verkeerd afgesteld raken.
Houd de sensoren in de bumper schoon,
●
ijs- en sneeuwvrij en plak er niets op. Zo
zorgt u ervoor dat het systeem correct blijft
werken.
Spuit tijdens het met een hogedrukspuit
●
schoonmaken van de sensoren enkel heel
even water of stoom op de sensoren en
houd meer dan 10 cm afstand tot de senso-
ren.
Geluidsbronnen kunnen fouten in de be-
●
rekende parkeerafstand teweegbrengen,
bijvoorbeeld de parkeerafstand tot andere
wagens, inductiekabels of bouwmachines.
Elementen die later op de wagen werden
●
gemonteerd zoals bijvoorbeeld een fiet-
senrek, kunnen de werking van de parkeer-
hulp ook nadelig beïnvloeden.
Parkeerhulp
Parkeerhulpsensoren in de achter-
Afb. 144
bumper.
De drie controlesensoren van de parkeerhulp
›››
zitten in de achterbumper
afb.
Parkeerhulp in- en uitschakelen
Inschakelen: schakel de achteruitversnel-
●
ling in bij ingeschakeld contact. U hoort een
kort geluidsignaal ten teken dat de parkeer-
hulp actief is en goed werkt.
Uitschakelen: achteruitversnelling uitscha-
●
kelen.
Bijzonderheden van de parkeerhulp
Soms detecteert de parkeerhulp water dat
●
zich op de sensoren bevindt als een obstakel.
Als de afstand niet varieert, weerklinkt het
●
waarschuwingssignaal na enkele seconden
minder intens. Als het signaal continu klinkt,
blijft het volume constant.
144.
»
171