Plaats de krik uitsluitend onder de daar-
●
toe bestemde bevestigingspunten op de
langsligger en lijn de krik uit. Als dit niet ge-
beurt, dan kan de krik wegschuiven omdat
ze niet voldoende grip op de wagen heeft.
gevaar op verwondingen!
Houd nooit een lichaamsdeel zoals een
●
arm of been onder de alleen door een krik
ondersteunde wagen.
Als u zich genoodzaakt ziet om onder de
●
wagen werkzaamheden uit te voeren, zet
hem dan met stroppen en bokken vast zo-
dat hij niet kan bewegen.
De wagen nooit opkrikken als deze naar
●
één kant overhelt of als motor draait.
De motor nooit starten met opgekrikte
●
wagen. De wagen zou van de krik kunnen
vallen als gevolg van de motortrillingen.
VOORZICHTIG
De wagen mag niet omhoog worden ge-
bracht onder een dwarsbalk. Plaats de krik
uitsluitend onder de daartoe bestemde
plaatsen op de langsligger. Anders kan de
wagen beschadigd worden.
46
Noodgevallen
Een wiel demonteren en monteren
Wiel verwisselen: de wielbouten met de
Afb. 37
schroevendraaiergreep losdraaien.
Nadat u de bouten hebt losgedraaid en de
wagen met de krik hebt opgekrikt, verwisselt
u het wiel.
Bij het verwijderen/plaatsen van het wiel kan
de velg tegen de remschijf slaan en deze be-
schadigen. Ga daarom voorzichtig te werk en
laat u door een tweede persoon assisteren.
Wiel verwijderen
Draai de losgedraaide wielbouten met de
●
binnenzeskant van de in de schroevendraai-
›››
ergreep
afb. 37
er helemaal uit en leg de-
ze op een schone ondergrond.
Wiel verwijderen.
●
Wiel plaatsen
Let op de draairichting van de band
47.
Breng het reservewiel of noodreservewiel
●
aan.
De wielbouten rechtsom in draaien en licht
●
vastzetten met de binnenzeskant van de
schroevendraaiergreep.
Om de antidiefstalbouten vast te zetten,
●
gebruik een adapter voor antidiefstalbouten.
Laat de wagen zakken met de krik; ga hier-
●
bij voorzichtig te werk.
Draai alle bouten net wielsleutel rechtsom
●
aan. Draai de bouten niet één voor één rond-
om maar altijd kruislings aan.
Breng de doppen of integrale wieldop aan.
●
De wielbouten moeten schoon zijn en gemak-
kelijk draaien. Contactvlakken tussen wiel en
naaf controleren. Verontreinigingen op deze
vlakken verwijderen alvorens het wiel te
plaatsen.
Aanhaalmoment van de wielbouten
Het voorgeschreven aanhaalmoment van de
wielbouten voor stalen en lichtmetalen vel-
gen is 110 Nm. Na het verwisselen van een
wiel dient onmiddellijk het aanhaalmoment
met een goed werkende momentsleutel te
worden gecontroleerd.
›››
pag.