Let op de aanwijzingen van het instrumen-
●
›››
tenpaneel
pag.
65.
ATTENTIE
Verlaat de wagen nooit terwijl het aandrijf-
systeem is ingeschakeld. De wagen kan
plots in beweging komen of er kan iets on-
verwachts gebeuren, met schade, brand of
ernstige letsels tot gevolg.
Schakel het contact altijd uit voordat u
●
de wagen verlaat.
Wanneer u de wagen parkeert of verlaat,
●
controleer dan steeds of de keuzehendel in
stand P staat en de handrem goed is aan-
getrokken.
Wanneer u de wagen verlaat, controleer
●
dan steeds of alle portieren, ruiten, de ach-
terklep en motorkap volledig gesloten en
vergrendeld zijn.
ATTENTIE
Schakel het aandrijfsysteem nooit uit zo-
lang de wagen in beweging is. Dit kan lei-
den tot verlies van controle over de wagen,
ongeval en ernstige letsels.
De airbags en gordelspanners zijn buiten
●
werking.
De rembekrachtiger werkt niet wanneer
●
de elektroaandrijving is uitgeschakeld. Om
de wagen stil te zetten, moet het rempe-
daal krachtiger worden ingetrapt.
152
Rijden
De stuurbekrachtiging werkt niet wan-
●
neer de elektroaandrijving uitstaat en er
zal dus meer kracht nodig zijn om aan het
stuur te draaien.
Indien de sleutel uit het contactslot wordt
●
getrokken, wordt het stuurslot mogelijk in-
geschakeld en kan dus niet meer gestuurd
worden.
ATTENTIE
De onderdelen van het hoogspanningssys-
teem worden uiterst warm en kunnen brand
en ernstige letsels veroorzaken.
Parkeer de auto zo dat geen enkel onder-
●
deel van het hoogspanningssysteem in
contact komt met licht ontvlambare mate-
rialen onder de auto, zoals bijvoorbeeld
struiken, bladresten of droog gras.
Breng nooit een bodembeschermings-
●
laag of corrosiewerend middel voor de
thermische isolatie aan.
Let op
De sleutel kan alleen uit het contactslot
●
getrokken worden als de keuzehendel in de
stand P staat.
Na het uitzetten van de elektroaandrij-
●
ving kan de koelluchtventilator nog enkele
minuten blijven werken in de motorruimte,
zelfs met uitgeschakeld contact of met
sleutel uit het contactslot. De koellucht-
ventilator gaat automatisch uit.
De wagen verlaten met ingescha-
keld aandrijfsysteem
Indien de bestuurder de wagen tot stilstand
brengt en verlaat terwijl het aandrijfsysteem
ingeschakeld blijft en een rijstand is geselec-
teerd, wordt het systeem automatisch uitge-
schakeld.
Op die manier wordt de wagen beschermd
tegen een ongeoorloofd gebruik.
Waarschuwing bij het verlaten van de wa-
gen
Bij het openen van het bestuurdersportier of
het losmaken van de veiligheidsgordel van de
bestuurder klinkt een akoestisch waarschu-
wingssignaal en op het scherm van het in-
strumentenpaneel verschijnt de melding Wa-
. Zo wordt de bestuur-
gen kan nog rijden
der eraan herinnerd dat hij/zij het contact
moet uitschakelen voordat hij/zij de wagen
verlaat.
Automatische uitschakeling van het aan-
drijfsysteem
In bepaalde situaties wordt het aandrijfsys-
teem van de wagen automatisch uitgescha-
keld. Op het instrumentenpaneel kan ook een
waarschuwingsbericht worden getoond. Het
aandrijfsysteem wordt uitgeschakeld wan-
neer is voldaan aan de volgende voorwaar-
den: