volgens het voorschrift ECE-R 44) of i-Size
(volgens het voorschrift ECE-R 129) goedge-
keurd zijn.
Universeel: de kinderzitjes met universele
●
goedkeuring kunnen in alle voertuigen ge-
monteerd worden. Het is niet nodig om een
lijst met modellen te raadplegen. Bij een uni-
versele goedkeuring voor ISOFIX is het kinder-
zitje daarnaast ook voorzien van een bevesti-
gingsgordel bovenaan (Top Tether).
Semi-universeel: voor de semi-universele
●
goedkeuring zijn, naast de standaard vereis-
ten van de universele goedkeuring, ook een
aantal veiligheidsinrichtingen nodig om het
zitje vast te zetten, die aanvullende testen
vereisen. De kinderzitjes met semi-universele
goedkeuring staan in een lijst van wagenmo-
dellen waarin ze kunnen worden gemonteerd.
Specifiek voor een voertuig: de specifieke
●
goedkeuring voor een voertuig vereist een
dynamische test van het kinderzitje voor elk
voertuigmodel apart. De kinderzitjes met
specifieke goedkeuring voor een voertuig be-
vatten een lijst van voertuigmodellen waarin
ze kunnen worden gemonteerd.
i-Size: de kinderzitjes met i-Size goedkeu-
●
ring moeten voldoen aan de vereisten van de
norm ECE-R 129 met betrekking tot montage
en veiligheid. De fabrikanten van kinderzitjes
kunnen u aangeven welke zitjes over de i-Size
goedkeuring beschikken voor deze wagen.
30
Veiligheid
Plaatsing en gebruik van de kinder-
zitjes
Airbagsticker: op de zonneklep aan bij-
Afb. 21
rijderszijde
Airbagsticker: in de achterste omlij-
Afb. 22
sting van het bijrijdersportier
Waarschuwingen over plaatsing van een
kinderzitje
Bij plaatsing van een kinderzitje moet u reke-
ning houden met de volgende algemene
waarschuwingen, die gelden voor alle zitjes
ongeacht hun bevestigingssysteem.
Lees de gebruiksaanwijzingen van de fabri-
●
kant van het kinderzitje en volg ze op.
Plaats het kinderzitje bij voorkeur op de
●
achterbank achter de bijrijder, zodat het kind
de auto kan verlaten aan de kant van de
stoep.
Stel de hoogte van de veiligheidsgordel zo
●
af dat deze op natuurlijke wijze is aangepast
aan het kinderzitje, zonder vervorming. Bij kin-
derzitjes die tegen de rijrichting in worden ge-
plaatst moet de laagste stand van de gordel-
hoogteverstelling worden gebruikt.
Voor het juiste gebruik van de kinderzitjes
●
op de plaatsen achterin moeten de rugleu-
ningen voorin worden afgesteld tot er geen
contact meer is met het zitje indien die tegen
de rijrichting in geplaatst is. Bij zitjes in de rij-
richting moet de rugleuning voorin worden af-
gesteld tot er geen contact meer is met de
voeten van het kind.
Indien u een semi-universeel zitje wenst in
●
te bouwen, waarbij het zitje aan de auto
wordt bevestigd met de veiligheidsgordel en
de steun, mag het nooit in het midden van de
achterbank worden gemonteerd, aangezien
de afstand tot de vloer daar lager is dan de
overige plaatsen en de steun het zitje zo niet
voldoende stabiel kan houden.
Om een kinderzitje op de stoel van de bijrij-
●
der te plaatsen, moet die zo ver mogelijk naar