4
Identificatie-elementen
Het correct identificeren en weergeven van een oproep is de essentiële vereiste
voor het adequaat implementeren van de netwerkfilosofie van het systeem. In dit
hoofdstuk wordt beschreven hoe de oorsprong van een oproep wordt geïdentifi-
ceerd met behulp van verschillende beltoonpatronen en hoe het nummer van de
beller (CLIP) of naam (CNIP) wordt weergegeven. Het beschrijft hoe CLIP- en CNIP-
displays worden gemaakt onder verschillende systeemomstandigheden, hoe ze
kunnen worden beïnvloed en hoe de CLIP-display kan worden onderdrukt.
Een oproep wordt eerst geïdentificeerd door het type akoestische signaal (dat wil
zeggen het belpatroon) en ten tweede door de weergave op de aansluiting.
De standaardwaarden worden zodanig geselecteerd dat de belpatronen en displays
in de meeste gevallen correct worden weergegeven. Wijzigingen in de instellingen
zijn alleen nodig in uitzonderlijke gevallen.
4. 1
Interne- en externe belpatronen
Het belpatroon biedt een manier om te identificeren of de oproep afkomstig is van de
PBX (interne oproep) of van buitenaf (externe oproep). Het ritme van het belpatroon
verschilt per geval
Fig. 28
Enkele beltoon
Fig. 29
Dubbele beltoon
1) De manier waarop beltoonpatronen worden toegewezen aan interne- en externe oproepen verschilt
van land tot land.
System functions and features
syd-0677/0.1 – R6.1 – 06.2019
Single ringing tone
1)
Double ringing tone
1)
Identificatie-elementen
Time
Time
71