Routeringselementen
Gebruikersconfiguratie
Alle gebruikersspecifieke instellingen worden in de gebruikersconfiguratie samen ge-
groepeerd. Dit hoofdstuk gaat uitsluitend over instellingen die specifiek zijn voor route-
ring en identificatie (zie pagina 151).
Operator-telefoon
Het systeem heeft één schakelcentrum, dat wordt gedefinieerd onder de naam
Telefo-
nistenconsole
in het interne nummerschema. Er kunnen verschillende telefonistencon-
soles parallel worden bediend (ziepagina 153).
Algemeen belsignaal
Gesprekken met het algemene belsignaal als bestemming kunnen via een extern sup-
plement worden gesignaleerd (zie pagina 158).
Toetsentelefoons
Veel van de systeemtelefoons kunnen worden gebruikt als toetsentelefoons met lijn-
toetsen. De lijntoetsen zijn aan het oproepdistributie-element gekoppeld via
KT-lijnen
(zie pagina 158).
Wachtrij met aankondiging (Nummer in Wachtrij)
De wachtrij met aankondiging kan als een optie tussen het oproepdistributie-element
en de bestemming (of combinatie van bestemmingen) worden ingevoegd. Bellers met
een bezette oproepbestemming komen in de wachtrij terecht en worden voortdurend
geüpdate over hun huidige positie in de wachtrij. De beller kan eveneens alternatieven
worden aangeboden voor de afhandeling van zijn/haar oproep (zie pagina 169).
ACD-server
Met een ACD-applicatie op de externe CTI-interface (ACD-server), kan routeringsbe-
sturing van de communicatieserver naar de ACD-server worden verplaatst (zie
pagina 171).
Zwarte-lijst
Met de zwarte-lijst kunnen inkomende externe oproepen worden afgewezen op basis
van hun CLIP. De zwarte-lijst kan voor elke trunkgroep worden geactiveerd of gedeac-
tiveerd (zie pagina 189).
CLIP-gebaseerde routering
Het is mogelijk om inkomende externe- of interne oproepen te routeren op basis van
hun CLIP. Verschillende oproeprouteringstabellen worden gedefinieerd, die kunnen
worden toegewezen voor elke schakelpositie van een distributie-element (zie
pagina 190).
111
System functions and features
syd-0677/0.1 – R6.1 – 06.2019