• Beperking van het aantal oproepen dat tegelijk binnenkomt op elk oproepdistributie-
element (
Max inkomende oproepen
den, krijgt elke volgende beller bezet, op voorwaarde dat er geen alternatieve be-
stemming
CDE indien bezet
• Een oproep naar dataservicebestemmingen routeren:
Dataservicebestemmingen kunnen voor elk oproepdistributie-element worden ge-
configureerd (zie "Dataservice", pagina 271).
5. 5. 3
Routeringsfuncties voor Uitgaande Oproepen
Uitgaande oproepen via de lijntoetsen van een toetsentelefoon worden via de route die
is ingevoerd in de CDE-configuratie gerouteerd onder
foons", pagina 158).
5. 5. 4
Andere Functies en Instellingen van de CDE
Naam
CDE naam wordt gebruikt om een naam toe te wijzen aan elk oproepdistributie-ele-
ment. De naam wordt gebruikt voor identificatiedoeleinden.
• Bij inkomende oproepen wordt de naam weergegeven op de systeemtelefoon.
• Bij uitgaande oproepen via KT lijnen wordt de naam als CNIP weergegeven.
De naam kan niet worden gebruikt voor kiezen op naam.
DDI weergeven
Bij inkomende oproepen kan ook het snelkiesnummer worden weergegeven in plaats
van de naam van de oproepdistributie (
is in het bijzonder nodig voor CTI-applicaties.
Inkomende-oproepregistratie activeren/deactiveren (ICL)
Inkomende-oproepregistratie kan voor elk oproepdistributie-element worden geacti-
veerd of gedeactiveerd met de parameter
gistratie voor inkomende oproepen (ICL)", pagina 298).
Bedrijfsconfiguratie specificeren
Met de
Bedrijf
instelling kan worden bepaald of dit oproepdistributie-element wordt
gebruikt in bedrijf A of in bedrijf B. De parameter is alleen zichtbaar als het systeem is
geconfigureerd als bedrijf 2-systeem (zie "Twee-bedrijvensysteem", pagina 156).
System functions and features
syd-0677/0.1 – R6.1 – 06.2019
). Zodra deze grenswaarde wordt overschre-
is gedefinieerd.
Forceer tonen DDI-nummer
Invoeren ICL-gegevens
Routeringselementen
Route
(zie "Toetsentele-
geactiveerd). Dit
(zie "Oproepenre-
135