nummer wordt gekozen, dan wordt een van de 3 bestemmingsnummers gekozen op
basis van de schakelpositie van de toegewezen schakelgroep.
Alle interne alarmnummers kiezen de alarmbestemming, gedefinieerd op het knoop-
punt (
=3q). (Uitzondering: Een alarmbestemming wordt toegewezen aan een aan-
sluiting, zie ook onderstaande opmerkingen).
Er kunnen 50 alarmbestemmingen worden gedefinieerd. De standaardwaarde is
alarmbestemming 1.
Opmerkingen:
– In een AIN is het toepasselijke knooppunt afhankelijk van het aansluitingstype:
Voor IP-systeemtelefoons en SIP-telefoons is dit het masterknooppunt.
Voor Systeem DECT telefoons is dit het knooppunt waarop de telefoon zich op dat moment
bevindt.
Voor analoge- en digitale telefoons is dit het knooppunt waarmee de telefoon is verbonden.
– Een alarmbestemming kan ook aan een aansluiting worden toegewezen. Als een alarm-
nummer op een dergelijke aansluiting wordt gekozen, dan wordt een van de bestemmings-
nummers van deze alarmbestemming gekozen, afhankelijk van de schakelpositie van de
toegewezen schakelgroep. Een alarmbestemming toegewezen aan een terminal heeft altijd
prioriteit.
– Wanneer een externe bestemming wordt gekozen via het alarmnummer, dan worden de
nummerblokkering en de exchangetoegangssautorisatie omzeild.
– Als een externe bestemming met exchange-toegangskengetal is gespecificeerd, dan is het
belangrijk om ervoor te zorgen dat aan elke gebruiker een route wordt toegewezen.
– Het bellen van een alarmnummer gedefinieerd in het interne nummerschema is totaal
anders dan het bellen van een nummer uit de openbare alarmnummerlijst (zie ook
"Noodoproepen", pagina 487).
Mitel Geavanceerd Intelligent Netwerk:
In een AIN kunnen de knooppunten zich in verschillende landen bevinden, wat betekent dat het
zinvol is om in het nummerschema het alarmnummer in te voeren dat normaal gesproken in elk
land wordt gebruikt. Afhankelijk van de toegewezen alarmbestemming en de schakelpositie van
de geconfigureerde schakelgroep wordt vervolgens telkens wanneer het alarmnummer wordt
gekozen, het bijbehorende bestemmingsnummer gekozen. De toewijzing van het alarmnum-
merbestemming wordt voor elk knooppunt geconfigureerd.
3. 2. 5
Categorie voor gebruikers
3. 2. 5. 1
Interne gebruikers
De telefoonnummers binnen deze categorie worden toegewezen aan een of meer aan-
sluitingen. De volgende aansluiting-typen ondersteund:
• IP-systeemtelefoons (hardphones en softphones)
• Digitale systeemtelefoons (DSI / DASL)
• Draadloze DECT telefoons (systeemtelefoons of GAP-telefoons)
System functions and features
syd-0677/0.1 – R6.1 – 06.2019
Nummerschema
59