KOPLAMP- EN WERKLAMPVERSTELLING
Koplampen
Om tegenliggers niet te verblinden, de hoek van de licht-
bundel van de koplampen afstellen.
Elke koplamp wordt afgesteld door de twee afstellers (1)
met de klok mee of tegen de klok in te draaien, al naarge-
lang de vereiste correctie.
OPMERKING: De op de motorkap gemonteerde werklich-
ten zijn niet verstelbaar.
Werklichten
Afhankelijk van het model en de specificatie kunnen afstel-
bare werklichten gemonteerd worden op de voorkant en
achterkant van het cabinedak, op de grijprails aan de voor-
kant van de cabine of op de 'C' stijlen (naar achteren wij-
zend).
Niet-afstelbare werklichten zijn ingebouwd in de voor-
lichtsamenstellen naast de koplampen.
De aan de voorzijde op het dak gemonteerde werklichten
worden afgesteld door de uitstekende hendel (1) naar ach-
teren of voren te verstellen.
De aan de achterzijde op het dak gemonteerde werklichten
zijn volledig afstelbaar door de lampunit op zijn vaste as (1)
omlaag, omhoog of opzij te verplaatsen.
7 - ONDERHOUD
7-76
1
SS10J186
2
BRL6508A