HEFINRICHTING VÓÓR
INSTELLINGEN EN AFSTELLINGEN
Transportpositie
De topstang en onderste hefarmen moeten, wanneer ze
niet in gebruik zijn, in de transportstand worden gezet.
De topstang (1) heffen tot hij in verticale stand staat en
vastzetten door de borgpen (2) door de topstang en de
verankeringsbeugel te steken. De pen vastzetten met de
veerclip zoals getoond.
De onderste hefarmen draaien allebei om de scharnier-
pen of bout (2). Deze mag nooit verwijderd worden, tenzij
dit nodig is om de onderste stangen te verwijderen.
De onderste pen (3) uit het stangsamenstel trekken en de
onderste stang (1) heffen tot hij in verticale stand staat,
zoals getoond. De pen door het bovenste gat in de bin-
nenste verbindingsarm steken wanneer de openingen in
de binnenste en buitenste verbindingen (4) correct zijn uit-
gelijnd. Voordat u met de tractor gaat werken dient u zich
ervan te verzekeren dat beide pennen zijn vastgezet met
lunspennen.
Om naar de werkstand om te schakelen, de lunspen
verwijderen, de pen (5) uittrekken en de verbindingsarm
handmatig omlaag brengen in de werkstand, zoals ge-
toond. De verwijderde pen in één van de gaten (6) of (7)
steken, al naar vereist.
Wanneer de pen in het achterste gat (6) wordt gestoken
zoals op de afbeelding, zal de onderste verbindingsarm
geblokkeerd zijn als een star geheel. Wanneer de pen in
het voorste gat (7) wordt gestoken, zal de onderste stang
vrij omhoog en omlaag kunnen bewegen (zweefstand),
over een bereik van ongeveer 75 mm (3 in). De pen
vastzetten met de lunspen.
Hetzelfde doen voor de andere onderste hefarm en u er-
van verzekeren dat beide onderste hefarmen hetzelfde
zijn ingesteld, d.w.z. beide geblokkeerd als een star ge-
heel of beide in de zweefstand.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN
6-71
1
BRH3269B
2
BRH3294B
3
BRH3293B