Pagina 1
OORSPRONKELIJKE INSTRUCTIES - conform richtlijn 2006/42/EG, Annex I, 1,7.4,1 GEBRUIKERSHANDLEIDING T6.120 T6.140 T6.150 T6.160 T6.155 T6.165 T6.175 Traktoren Onderdeelnummer 47366478 2e editie Nederlands Juli 2012...
Pagina 4
4 BEDIENINGSINSTRUCTIES INBEDRIJFSTELLING VAN MACHINE TANKEN MET DE TRACTOR ............4-1 STARTEN VAN MACHINE DE MOTOR STARTEN .
Pagina 5
TRANSMISSIE SHUTTLEHENDEL ..............6-21 DUAL COMMAND-TRANSMISSIE.
Pagina 6
ELEKTROHYDRAULISCHE AFSTANDSBEDIENINGSKLEPPEN (in- dien aanwezig) AFSTANDSBEDIENINGSKLEPPEN ..........6-92 INSTELLINGEN EN AFSTELLINGEN .
Pagina 7
IJZEREN GEWICHTEN (indien aanwezig)........6-162 VLOEIBARE BALLAST.
Pagina 8
CONTROLEER DE BANDENSPANNING EN DE STAAT VAN DE BANDEN..7-33 OM DE 100 UUR INSPECTEER DE POLY-V-RIEM ........... . . 7-34 INSPECTEER DE AANDRIJFRIEM VAN DE COMPRESSOR .
Pagina 9
OM DE 36 MAANDEN VOER SERVICEWERKZAAMHEDEN UIT AAN HET AIRCOSYSTEEM ... . . 7-67 CONTROLEER HET NIVEAU VAN DE ACCUVLOEISTOF ......7-68 ALGEMEEN ONDERHOUD REINIGEN VAN DE TRACTOR .
Pagina 10
BRANDSTOFSYSTEEM ..............9-10 LUCHTFILTERSYSTEEM .
1 - ALGEMENE INFORMATIE 1 - ALGEMENE INFORMATIE CE-VERKLARING VAN CONFORMITEIT SS12B123 Hierboven vindt u een kopie van de "EG"-verklaring van overeenstemming (EG-verklaring van overeenstemming vol- gens 2006/42/EG). De EG-conformiteitsverklaring is de verklaring van de fabrikant dat zijn materieel voldoet aan de relevante voorschrif- ten van de EU.
1 - ALGEMENE INFORMATIE Om het document beter en makkelijker te begrijpen vindt u hier de originele tekst, samen met een aantal aantekenin- gen. Clausule van 2006/42/EG EG-verklaring van Bijlage II overeenstemming Volgens de Richtlijn 2006/42/EG. 1.A.1 Wij, [1] 1.A.2 Vertegenwoordigd door Guiseppe Gavioli CNH Europe Holding S.A.
1 - ALGEMENE INFORMATIE AFKORTINGEN VAN METRISCHE EN ENGELSE EENHEDEN Typische toepassingen Metrische meeteenheid Engelse meeteenheid Naam Symbool Naam Symbool Oppervlakte (landoppervlakte) acre hectare vierkante meter m² vierkante voet ft² vierkante inch in² vierkante millimeter mm² vierkante inch in² Elektriciteit ampère ampère volt...
Pagina 14
1 - ALGEMENE INFORMATIE Typische toepassingen Metrische meeteenheid Engelse meeteenheid Naam Symbool Naam Symbool Temperatuur (anders dan thermodynamisch) graden Fahrenheit graden Celsius °C °F Tijd minuut minuut second second Koppel (inclusief buigmoment, krachtmoment en moment van een koppel) newton meter pond voet lb ft pond voet...
1 - ALGEMENE INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR ALGEMENE INFORMATIE OVER DEZE HANDLEIDING Het doel van dit handboek is u informatie te verschaffen Deze handleiding geeft informatie over het gebruik van over de correcte procedures voor het inrijden, besturen, uw machine, zoals bedoeld en onder de voorwaarden die bedienen en onderhouden van uw nieuwe tractor.
1 - ALGEMENE INFORMATIE Ombouwen, periodieke service en repara- EERSTE 50-UURS SERVICEBEURT ties In Deel 11, achter in dit handboek, vindt u de formulieren voor de 50-uurs servicebeurt. Periodieke service betekent activiteiten die met • vastgestelde tussenpozen moeten worden uitge- LET OP: Om te verzekeren dat prestaties en efficiën- voerd door opgeleid personeel dat vertrouwd is met tie van uw tractor optimaal blijven, is het belangrijk de...
Pagina 17
1 - ALGEMENE INFORMATIE dat boetes, kosten voor herbewerking, verval van de ga- spronkelijke situatie is voltooid. Service en/of reparaties rantie, wettelijke actie en mogelijke beslaglegging op de op de motor mogen uitsluitend worden uitgevoerd door machine tot gevolg hebben, totdat de ombouw tot de oor- gecertificeerde technici!
1 - ALGEMENE INFORMATIE PRODUCTIDENTIFICATIE De tractor en de voornaamste componenten worden geï- dentificeerd met serienummers en/of productiecodes. De identificatiegegevens van de tractor moeten aan de dealer worden doorgegeven wanneer u onderdelen be- stelt of er servicewerkzaamheden moeten worden uitge- voerd, en zijn ook nodig om de tractor in geval van diefstal te kunnen identificeren.
1 - ALGEMENE INFORMATIE MOTORIDENTIFICATIE Het motorserienummer en de bouwdatum zijn gedrukt op de rechterzijde van het motorblok (1), onder het spruit- stuk. Noteer het nummer hieronder. Motorserienummer__________ BRJ4859B Het motorserienummer staat ook op het informatieplaatje aan de linkerzijde van het motoroliecarter. SS10K020 Op het motorinformatieplaatje vindt u ook meer informatie over motorafstellingen en overeenstemming met de voor-...
1 - ALGEMENE INFORMATIE AANDRIJFLIJNIDENTIFICATIE Het serienummerplaatje (1) bevindt zich op het transmis- siehuis, achter de accudrager. Het nummer staat ook op het tractoridentificatieplaatje. Noteer de gegevens hieronder om ze snel op te kunnen zoeken. Dual Command transmissie 24x24 Serienummer transmissie __________ BSG6641A Electro Command transmissie 16x16 Serienummer transmissie __________...
1 - ALGEMENE INFORMATIE PRODUCTIDENTIFICATIEPLAATJE Het productidentificatienummerplaatje geeft belangrijke informatie over de gewichtscombinaties van tractor en getrokken werktuigen. Dit plaatje is te vinden aan de rechterkant van het buitenste bekledingspaneel van de cabine, onder de achterruit. De getoonde cijfers zijn de maximaal toelaatbare voer- tuig- en sleepgewichten en mogen niet overschreden wor- den, als u dit wel doet kan dit gevolgen hebben voor de veiligheid van de tractor, zie pagina 6-123.
1 - ALGEMENE INFORMATIE ECOLOGIE EN HET MILIEU Grond, lucht en water zijn vitale factoren van de landbouw en van het leven in het algemeen. Daar waar de wetgeving nog geen regels verstrekt voor de behandeling van sommige van de substanties waarvan het gebruik door de heden- daagse technologie wordt vereist, zou de wijze waarop producten van chemische en petrochemische aard gebruikt en tot afval verwerkt worden hoe dan ook moeten worden ingegeven door het gezonde verstand.
Bijlage VI** 71 dB (A) 78 dB (A) 82 dB (A) 80 dB (A) 81 dB (A) 79 dB (A) T6.120/140 2270 RPM 71 dB (A) 78 dB (A) 84 dB (A) 83 dB (A) 83 dB (A) 79 dB (A) T6.150...
1 - ALGEMENE INFORMATIE VOORDAT U MET DE TRACTOR WERKT Voordat u met uw tractor het veld opgaat, is het belangrijk De lage versnellingen gebruiken wanneer u zware las- dat u de volgende informatie doorleest. ten trekt en continu bedrijf op constante motortoerentallen vermijden.
1 - ALGEMENE INFORMATIE INTERNATIONALE SYMBOLEN Als hulpmiddel bij de bediening van de machine, zijn verschillende universele symbolen gebruikt op de instrumenten, bedieningen, schakelaars en zekeringenkast. De symbolen zijn hieronder weergegeven met hun betekenis ernaast. Thermostarter Trekkrachtrege- Dakzwaailicht P.T.O. starthulp ling Laden Permanent...
1 - ALGEMENE INFORMATIE INFORMATIEBLAD OVER HET TRILLINGSNIVEAU GEVAREN MET BETREKKING TOT BLOOTSTELLING AAN TRILLINGEN OPMERKING: Het trillingsniveau door het gehele lichaam OPMERKING: Meer informatie over trillingen door het ge- is afhankelijk van een groot aantal parameters, waarvan hele lichaam (WBV: Whole-Body Vibration) bij landbouw- sommige verband houden met de machine, andere met tractoren vindt u in specifieke publicaties, en de bijbeho- het terrein en de meeste met de bestuurder.
1 - ALGEMENE INFORMATIE STABILITEIT VAN DE MACHINE WAARSCHUWING Gevaar tijdens het rijden! Om instabiliteit van de machine te voorkomen, moet u ALTIJD de vereisten in deze handleiding met betrekking tot de stabiliteit van de machine in acht nemen. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel. W0452A De volgende procedure beschrijft de vereisten voor ma- chinestabiliteit, en hoe de vereiste aan de voor- en ach-...
Pagina 28
1 - ALGEMENE INFORMATIE GEGEVENS DIE NOODZAKELIJK ZIJN VOOR HET BEOORDELEN VAN STABILITEIT SS11D001 Legenda Voor deze waarde zie: Massa van de onbeladen tractor = Tractor met standaard uitrusting, Deze handleiding minimum brandstof, geen gewichten of vloeistofballast, geen bestuurder en uitgerust met enkele wielen Voorasbelasting onbeladen tractor Deze handleiding Achterasbelasting onbeladen tractor...
1 - ALGEMENE INFORMATIE CONSTANTE PARAMETERS Minimumverhouding: Wettelijke feitelijke asbelasting van vereiste belaste vooras/massa van de onbeladen tractor 0,45 Minimumverhouding: Wettelijke feitelijke asbelasting van vereiste belaste achteras/massa van de onbeladen tractor VEREISTE FRONTBALLAST Te berekenen Ballast die vereist is op de voorzijde wanneer aan de achterzijde een last BR wordt gedragen BEREKENING VAN BFr...
1 - ALGEMENE INFORMATIE SYSTEEM VOOR SELECTIEVE KATALYTISCHE REDUCTIE (SCR) Wat is selectieve katalytische reductie (Selective Catalytic Reduction - SCR)? Uw machine is uitgerust met extra componenten om te voldoen aan de Europese vereisten op het gebied van uit- laatemissies. De voornaamste componenten van het SCR-systeem zijn de SCR-katalysator, de unit voor injectie van dieseluitlaatvloeistof (DEF)/AdBlue®, de DEF/AdBlue®...
Pagina 32
1 - ALGEMENE INFORMATIE Waar koopt u dieseluitlaatvloeistof (DEF)/AdBlue® Uw erkende dealer is er volledig op toegerust om u van DEF/AdBlue® te kunnen voorzien. New Holland Agriculture Gratis nummer: 00800 64111111 Land Plaatselijk nummer E-mail Gratis fax Italië 800872693 02 44412 246 EUNewHollandItaly@cnh.com...
Pagina 33
1 - ALGEMENE INFORMATIE New Holland Agriculture Gratis nummer: 00800 64111111 Land Gratis fax Plaatselijk nummer E-mail België 080080602 022006116 TopService.Belgium@newholland.com (0032) Benelux - NLO Dit is een gratis nummer. Als u echter met een GSM vanuit België of Luxemburg telefoneert, kiest u 022006116 voor België...
Pagina 34
1 - ALGEMENE INFORMATIE Voor landen buiten de zone van waaruit gratis gebeld kan worden, gebruikt u onderstaande tabel: New Holland Agriculture Land Betaald nummer Gesproken taal Noorwegen 0044 2030245590 Engels (0047) Zweden 0044 2030245590 Engels (0046) Finland 0044 2030245590...
1 - ALGEMENE INFORMATIE Waarschuwing instrumenten dieseluitlaatvloeistof (DEF)/AdBlue® LET OP: Het brandstofsysteem, nabehandelingssysteem van de uitlaat en de motor op uw machine zijn ontwor- pen en gebouwd volgens wettelijke emissienormen. Wijziging van onderdelen door dealers, klanten, bestuurders en gebruikers is bij de wet verboden. Als dit voorschrift niet in acht wordt genomen, kan dat boetes, kosten voor herbe- werking, verval van de garantie, wettelijke actie en mogelijke beslaglegging op de machine tot gevolg hebben, totdat de herbewerking is uitgevoerd of de oorspronkelijke situatie is hersteld.
Pagina 36
1 - ALGEMENE INFORMATIE Noodherstart OPMERKING: Noodherstarts zijn alleen mogelijk nadat de motor op laag stationair is geregeld. Bij volledig vermogensverlies, kan het mogelijk zijn dat de machine nog op eigen kracht beweegt. Noodherstarts bieden de mogelijkheid om de machine te bewegen. Laat een werking van 30 s toe zonder vermogensverlies.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE 2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE VEILIGHEIDSMAATREGELEN Een voorzichtige bestuurder is de beste bestuurder. De meeste ongelukken kunnen worden voorkomen door be- paalde voorzorgsmaatregelen in acht te nemen. Ter voorkoming van ongelukken de volgende voorzorgsmaatregelen doorlezen en toepassen alvorens met de machine te gaan rijden, werken of er onderhoud aan te plegen. De machine mag uitsluitend gebruikt worden door degenen die hiervoor verantwoordelijk zijn en die hiertoe instructies hebben ontvangen.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE Informatie OPMERKING: N.B. wijst op aanvullende informatie ter verduidelijking van stappen, procedures of andere informatie in deze handleiding. In deze handleiding vindt u N.B. gevolgd door aanvullende informatie over een stap, procedure of andere informatie in de handleiding. Het woord N.B. heeft geen betrekking op persoonlijke veiligheid of materiële schade. De tweedelige ISO-symboolstickers zijn, indien toegepast, als volgt gedefinieerd: Het eerste deel (paneel) geeft de aard van het ge-...
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE RIJDEN MET DE TRACTOR Plaatselijke wetten en voorschriften in acht nemen. Zeer goed opletten en hard remmen vermijden wan- neer de machine zware lasten trekt op wegsnelheid. Bij het starten van of rijden met de tractor dient u ALTIJD op de bestuurdersstoel te zitten.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE - De machinebeweging onmiddellijk stoppen. Voorzichtig te werk gaan wanneer u op hellingen - De parkeerrem aantrekken, de motor stoppen en werkt. Geheven werktuigen, volle tanks en andere de sleutel uit het contact halen. lasten zullen het zwaartepunt van de machine ver- Controleren of u de cabine of uw huidige posi- anderen.
Pagina 41
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE - Alle hydraulische apparatuur- werktuigen, voorzetapparaat etc. laten zakken - De motor afzetten en de sleutel uit het contactslot trekken. Wanneer u bij uitzonderlijke omstandigheden mocht beslissen de motor te laten draaien nadat u de be- stuurdersstoel heeft verlaten, dienen de volgende maatregelen te worden toegepast: 1.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE Schakelaar bestuurdersaanwezigheid vallen en personen die zich hieronder bevinden ver- pletteren. Nooit personen de zone onder geheven Uw machine is uitgerust met een schakelaar voor werktuigen laten betreden. bestuurdersaanwezigheid om te voorkomen dat be- Niet met werktuigen in de buurt van open vuur ko- paalde functies gebruikt kunnen worden terwijl de men.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE WERKEN MET DE AFTAKAS Door de P.T.O. aangedreven machines kunnen ern- van de machine aan te trekken en de achterwielen stig of dodelijk letsel veroorzaken. Alvorens op of in aan voor- en achterzijde te blokkeren. Bij het uit- de nabijheid van de P.T.O.-as te werken of de aan- voeren van stationair P.T.O.-werk, uit de buurt van gedreven machine te onderhouden of te reinigen,...
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE ONDERHOUD VAN DE TRACTOR Voordat u onderhoud op de machine gaat plegen koelmiddel kunt u ernstige bevriezingen of ander dient u een waarschuwingsbordje met de tekst ’Niet letsel oplopen. Voor het onderhoud van het aircon- gebruiken‘ op een goed zichtbare plek op de ma- ditioningsysteem zijn speciale gereedschappen en chine te bevestigen.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE Geen wijzigingen aan de machine uitvoeren waar- De voor het onderhoud van de machine gebruikte voor u geen toestemming heeft gekregen. ruimte altijd schoon en droog houden. Gemorste vloeistoffen opnemen. Continu en langdurig contact met gebruikte motoro- lie of hydraulische vloeistof kan huidkanker veroor- De uitrusting schoon en in goede staat van onder- zaken.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE Hantering van de accu Altijd oogbescherming dragen wanneer u met Voor het opslaan en hanteren van accu's de instruc- accu's werkt. ties van de fabrikant opvolgen. Vonken of open vuur in de buurt van accu's vermij- Accupool, klemmen en bijbehorende accessoires den.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE PREVENTIE VAN BRANDWONDEN WAARSCHUWING Mogelijk heet oppervlak! Wacht tot alle onderdelen zijn afgekoeld voordat u enige werkzaamheden uitvoert. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel. W0251A VOORZICHTIG Heet gebied! Wees voorzichtig bij het uitvoeren van werkzaamheden in de buurt van hete onderdelen.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE PREVENTIE VAN BRAND EN EXPLOSIES Gewasmateriaal, afval, vuil, vogelnesten of ont- schreven procedure volgen. Geen kortsluiting over vlambaar materiaal kunnen op hete oppervlakken de polen tot stand brengen. in brand vliegen. Dit risico kan tot een minimum De accuklemmen niet kortsluiten met een metalen •...
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE BRANDBLUSSER GEVAAR Brandgevaar! Zorg ervoor dat er altijd een brandblusser in of in de buurt van de machine aanwezig is. Houd de brandblusser in goede staat middels routineonderhoud en -service conform de instructies van de fa- brikant. Als u zich hier niet aan houdt, leidt dit tot ernstig of dodelijk letsel.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE BESCHERMING DIE DE TRACTOR BIEDT COMFORT EN VEILIGHEID IN DE CABINE De cabine van uw tractor is van de op het plaatje vermelde aan tegen mogelijk gevaarlijk stoffen, zoals kunstmest categorie, zie de afbeelding op pagina 1-10 . of plantbeschermingsproducten.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE ROPS, FOPS, OPS BESCHERMING ROPS (kantelbeveiligingsinrichting) door brand of corrosie en elke aanpassing van het sys- teem zullen de constructie verzwakken en afbreuk doen Deze tractor is uitgerust met een ROPS cabine, die be- aan uw bescherming. Als hier sprake van is, MOET de scherming biedt tegen risico's die men loopt wanneer de veiligheidsconstructie worden vervangen, zodat u altijd tractor kantelt, daarnaast dienen echter ook de volgende...
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE INSTALLEREN VAN EN WERKEN MET FRONTLADER OP TRACTOREN Bij het werken met een frontlader de volgende en/of lasten kunnen onverwacht vallen en personen voorzorgsmaatregelen in acht nemen: die zich eronder bevinden, verpletteren. De frontlader nooit gebruiken zonder voorzorgs- Nooit frontladers, laadbakken, vorken etc.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE GEVAARLIJKE STOFFEN Categorie 1 De cabine op deze tractor is een cabine van categorie 1 (EN 15695-1). Dit betekent dat het systeem voor luchttoevoer en -filtering geen gespecificeerd beschermingsniveau tegen gevaarlijke substanties biedt, maar alleen beschermt tegen de weersomstandigheden (bijv. regen, wind, sneeuw, etc.). De cabine garandeert geen volledige bescherming tegen aërosolen en dampen.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE EMERGENCY EXIT (Transmissieweergave verlaten) Rechterportier Voor situaties die een alternatieve cabine-uitgang vergen doordat het linkercabineportier niet kan worden gebruikt, drukt u de trekker (2) aan de onderkant van de handgreep (1) omhoog. Gebruik de handgreep om de deur te ope- nen.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE BEPALING OVER HET BEOOGD GEBRUIK Uw machine werd ontworpen in overeenstemming met Europese richtlijnen met betrekking tot gezondheids- en vei- ligheidsrisico's. Alhoewel de machine zodanig werd ontworpen dat alle mogelijke risico's tot een minimum beperkt zijn, is het strikt noodzakelijk dat u de informatie op alle stickers en labels van het PPP (Plant Protection Product - gewasbeschermingsmiddel) aandachtig leest, begrijpt en in acht neemt en dat u altijd de informatie en aanwijzingen uit deze handleiding opvolgt om alle mogelijke restrisico's te voorkomen.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE oorzaken. Stenen kunnen verder weggeslingerd tot uw dealer te wenden; hij beschikt over de juiste worden dan het gemaaide gewas. Let goed op wan- tools en datasets en heeft de officieel uitgegeven neer u in de buurt van openbare wegen of voetpa- softwareversies en bijwerkingen voor uw machine.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE PASSAGIERSSTOEL WAARSCHUWING Voorkom letsel! Op de openbare weg mag de les-/ trainingsstoel worden gebruikt voor kortdurend incidenteel vervoer van slechts één persoon van de boerderij naar het veld. Het is aanvaardbaar om de les-/ trainings- stoel te gebruiken voor slechts één persoon tijdens het instrueren van een nieuwe bestuurder of het diagnosticeren van een mechanisch probleem door een servicemonteur.
G Speciaal gereedschap Er is geen speciaal gereedschap vereist voor het gebruik of onderhoud van uw machine. Ga voor servicewerk- zaamheden die niet in deze handleiding vermeld zijn naar uw NEW HOLLAND AGRICULTURE dealer. H Service en onderhoud Zie pagina 2-8 en volgende.
Pagina 59
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE GEVAAR Onjuiste bediening of onjuist onderhoud van deze machine kunnen leiden tot ongevallen. Niet-toegestane aanpassingen aan deze machine kunnen ernstige gevolgen hebben. Raadpleeg een erkende dealer voor wijzigingen, toevoegingen of aanpassingen die vereist kunnen zijn voor deze machine. Voer geen niet-goedgekeurde aanpassingen uit. Als u zich hier niet aan houdt, leidt dit tot ernstig of dodelijk letsel.
Pagina 60
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE WAARSCHUWING Accugassen kunnen exploderen! Ga als volgt te werk om een explosie te voorkomen: 1. Koppel altijd eerst de minkabel (-) van de accu los. 2. Sluit de minkabel (-) van de accu altijd als laatste aan. 3. Sluit de accupolen niet kort met metalen voorwerpen.
Pagina 61
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE Gebruik de tractor niet voor trekwerk indien u niet weet of de lading zal meegeven, bijvoorbeeld bij het trekken van boomstronken. Als de boomstronk niet meekomt, kan de tractor naar achteren omslaan. Wees uiterst voorzichtig wanneer u met de tractor op voedersilo's zonder betonnen zijwanden werkt. Dubbele wielen of een brede spoorinstelling kunnen de zijdelingse stabiliteit van de tractor verbeteren.
Pagina 62
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE WAARSCHUWING Voorkom letsel! Blijf altijd uit het werkbereik van het werktuig. Ga met name NIET staan tussen de tractor en een getrokken werktuig of een driepuntshefinrichting, terwijl u de hefinrichting bedient. Zorg ervoor dat er zich geen omstanders in of nabij deze werkbereiken bevinden. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Pagina 63
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE Bepaling van de totale massa, de asbelastingen, het draagvermogen van de banden en het minimaal vereiste ballastgewicht. WAARSCHUWING Verlies van controle! Bij het rijden met hoge snelheid op de openbare weg moet u de aanbevolen bandenspanning en maximale belasting van de fabrikant strikt opvolgen. Raadpleeg uw erkende dealer of ban- denleverancier voor de juiste bandenspanning en maximale belasting van de banden die zijn aangebracht op uw machine.
Pagina 64
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE Sectie 4.5.1 ► Werken met voorlader (risico van vallende objecten) Gevaren in samenhang met het werken met een frontlader zijn toegelicht op pagina 2-14 en volgende. Wanneer u een voorlader monteert, dient u naast de informatie uit deze handleiding ook altijd de handleiding van de fabrikant van de aanhanger en de aanbevelingen te raadplegen.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE VEILIGHEIDSSTICKERS De veiligheidsstickers die op de volgende pagina's zijn weergegeven, bevinden zich op uw tractor op de plaatsen die hieronder op de tekeningen zijn aangegeven. Deze stickers dienen voor uw veiligheid en voor die van de mensen waarmee u samenwerkt.
Pagina 66
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE 1. Plaats: linker-en rechterzijde van de radiateur WAARSCHUWING Gevaar van verbranding! Verwijder altijd de dop van de overlooptank VOORDAT u de vuldop verwijdert. Verwijder de doppen nooit terwijl de motor draait of wanneer de koelvloeistof heet is. Scha- kel de motor uit en laat het systeem afkoelen.
Pagina 67
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE 5. Plaats: bevestigingsbeugel voor de radarsensor VOORZICHTIG Gevaar van oogletsel! De radarrijsnelheidssensor zendt een microgolfsignaal met geringe intensiteit uit, dat bij normaal gebruik geen schadelijke gevolgen heeft. Hoewel de intensiteit van het signaal gering is, mag u niet rechtstreeks in de sensor kijken wanneer deze in gebruik is.
Pagina 68
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE 9. Plaats: hydraulische accumulator(en) WAARSCHUWING Explosiegevaar! Hydraulische accumulator/gasaccumulator onder hoge druk. Volg voor het verwijderen of repareren de instruc- ties in de servicehandleiding. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel. OPMERKING: Het aantal en de positie van de hydrauli- sche accumulators kan afhankelijk van de tractorspecifi- catie verschillen.
Pagina 69
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE 13. Plaats: toegangsluik linkerzijde buiten cabine WAARSCHUWING Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM's) vereist. Nauwsluitende kledij dragen en alle vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) gebruiken. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel. Onderdeelnr. 84275352 SS10J044 14.
Pagina 70
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE 17. Plaats: linker A-stijl in de cabine WAARSCHUWING Voorkom letsel! U dient alle waarschuwingen uit de bedieningshandlei- ding te hebben gelezen en begrepen. Met name de delen Algemene informatie en Veiligheid uit de bedieningshand- leiding goed doorlezen. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Pagina 71
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE 21. Plaats: links op de tank Gebruik uitsluitend dieselbrandstof met een zwavelge- halte kleiner dan 10 mg/kg conform de norm EN 590. Onderdeelnr. 84319035 A 84319035_A 22. Plaats: links op de tank Vul de DEF/AdBlue®-tank uitsluitend met goedgekeurde DEF/AdBlue®-oplossing.
Pagina 72
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE 25. Plaats: linkerkant van hefinrichting vóór WAARSCHUWING Voorkom letsel! De externe hydraulische bedieningsschakelaars alleen activeren wanneer u naast de machine staat (buiten het spoor van de banden). NOOIT op of in de buurt van het werktuig of tussen het werktuig en de machine gaan staan.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN 3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN TOEGANG TOT HET BESTUURDERSPLATFORM INLEIDING WAARSCHUWING Gevaar van vallen! Op of van de machine springen kan leiden tot letsel. Ga altijd met uw gezicht naar de machine staan, gebruik altijd de handrelingen en opstaptreden en stap langzaam in of uit. Houd op elk moment op drie punten contact met de machine om te voorkomen dat u valt: houd beide handen op de handrelingen en één voet op een opstaptreden of één hand op een handreling en beide voeten op de opstaptreden.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN In en uit de cabine stappen Voor zover mogelijk dient u altijd aan de linkerkant in de cabine te stappen. Het rechterportier dient alleen te wor- den gebruikt om de cabine in noodgevallen te verlaten. Om de cabine binnen te gaan, gaat u recht voor een por- tier staan en opent u dit.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Portierhendel binnenkant Om het linker- of rechterportier van binnenuit te openen, trekt u het hendeltje (2) aan de onderkant van de hand- greep (1) omhoog. Gebruik de handgreep om de deur te openen. BSE2676A Bij het sluiten van het portier dient u te controleren of de blokkeerhendel juist boven de borgpen is geplaatst, waarna u de hendel helemaal naar beneden drukt tot hij geblokkeerd is.
Pagina 76
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Het schuifpaneel kan verder worden dichtgeschoven om schittering tegen te gaan, of, indien nodig, geheel worden gesloten. BSE2816A Zonnescherm voorruit Trek het zonnescherm (1) naar beneden om uw ogen te- gen de zon te beschermen. De zoneklep blijft in de geko- zen stand.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN CABINELUCHTFILTERS Het cabineventilatiesysteem heeft drie filters, twee ex- terne filters waardoor frisse lucht in de cabine wordt ge- zogen en één intern filter. Externe filters WAARSCHUWING Schadelijk stof! Onderhoud de filters op de juist wijze. Houd de portieren en ramen van de cabine geslo- ten.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Cabine met laag profiel U krijgt toegang tot het luchtfilter (1) in de cabine met laag profiel door de schroef (2) te verwijderen. Voorzichtig Alhoewel het mogelijk is de cabine onder druk te zetten om het binnendringen van chemische dampen te vermin- deren, dienen de door de fabrikant van de chemicaliën aanbevolen veiligheidsprocedures altijd strikt te worden opgevolgd.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN TRAJECT VAN KABELS EN BEDRADING Om de bedieningskabel van de monitor gemakkelijk door te kunnen trekken naar het werktuig, is een kleine ope- ning aangebracht in de vulplaat aan beide zijden van het onderframe van de achterruit. Door een kleine snede in het rubber te maken op punt (1) kunnen kabels of bedra- ding gemakkelijk door de plaat getrokken worden.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN MONTAGE VAN WERKTUIGMONITOR Om installatie van een werktuigmonitor te vergemakkelij- ken, zijn twee montagepunten voorzien: In overeenstemming met de SAE standaards zijn schroef- bouten (1), beschermd door plastic afdekkingen, op de rechter 'C'-stijl van de cabine voorzien. Op C-stijl Het wordt aanbevolen een beugel aan de 'C'-stijl vast te schroeven om hierop de monitor te installeren.
Pagina 81
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Indien de blower niet in staat is de correcte druk binnen de cabine te handhaven, dienen de volgende controles te worden uitgevoerd om de oorzaak hiervan te achterhalen. Controleren of de blower op de maximumsnelheid is ingesteld. OPMERKING: Indien de automatische temperatuurrege- ling ATC geactiveerd is, kan het nodig zijn om naar hand- bediening om te schakelen om de blowersnelheid te kun-...
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN BESTUURDERSSTOEL MECHANISCHE LUXE STOEL (indien aanwezig) WAARSCHUWING Gevaar van verlies van controle! Stel de stoel NIET af terwijl de machine in beweging is. Alle afstellingen van de stoel moeten worden verricht terwijl de machine stilstaat en de parkeerrem is ingeschakeld. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Vooruit/achteruit-instelling De hendel (1) voor het afstellen van de afstand oplichten en de stoel naar wens vooruit of achteruit schuiven. Door de hendel los te laten blokkeert de stoel in de gekozen stand. Verstelling van de rugleuning De rugleuning kan in de meest comfortabele stand gezet worden.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN LUCHTGEVEERDE STOEL (indien aanwezig) WAARSCHUWING Gevaar van verlies van controle! Stel de stoel NIET af terwijl de machine in beweging is. Alle afstellingen van de stoel moeten worden verricht terwijl de machine stilstaat en de parkeerrem is ingeschakeld. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Pagina 85
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Vooruit-/achteruit-isolator Onder bepaalde rijcondities (bijvoorbeeld wanneer er een aanhanger is aangekoppeld), is het nuttig om de vooruit- /achteruit-isolator te activeren. Dit betekent dat stoten in de rijrichting beter door de bestuurderstoel geabsorbeerd kunnen worden. Stand 1 = vooruit-/achteruit-isolator aan Stand 2 = vooruit-/achteruit-isolator uit OPMERKING: Nadat stand 2 is ingesteld, moet de blok- keerhendel in de gewenste stand vergrendelen.
Pagina 86
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Om de eerste afstellingen voor vering en rijhoogte uit te voeren, moet u de stoel eerst helemaal omlaag zetten. Trek de luchtdrukregeling (2) naar buiten totdat de rest- druk is afgelaten. Verdere afstellingen worden nu uitgevoerd met ingescha- keld contact (waarschuwingslampjes branden).
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN LUXE LUCHTGEVEERDE STOEL WAARSCHUWING Gevaar van verlies van controle! Stel de stoel NIET af terwijl de machine in beweging is. Alle afstellingen van de stoel moeten worden verricht terwijl de machine stilstaat en de parkeerrem is ingeschakeld. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Pagina 88
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Vooruit-/achteruit-isolator Onder bepaalde rijcondities (bijvoorbeeld wanneer er een aanhanger is aangekoppeld), is het nuttig om de vooruit- /achteruit-isolator te activeren. Dit betekent dat stoten in de rijrichting beter door de bestuurderstoel geabsorbeerd kunnen worden. Stand 1 = vooruit-/achteruit-isolator aan Stand 2 = vooruit-/achteruit-isolator uit OPMERKING: Nadat stand 2 is ingesteld, moet de blok- keerhendel in de gewenste stand vergrendelen.
Pagina 89
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Instelling van de stoeldiepte De diepte van de stoelzitting kan apart worden afgesteld. Om de diepte van de stoelzitting af te stellen, tilt u de rech- ter hendel op (zie pijl). Door het stoelkussen naar achter of naar voren te verplaatsen kan de gewenste zitstand worden verkregen.
Pagina 90
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Draaimechanisme Het draaimechanisme wordt gedeblokkeerd door aan de blokkeerhendel te trekken. De stoel kan 10 ° naar links en 10 ° en 18 ° naar rechts worden gedraaid. Hij kan in positie worden geblokkeerd in stappen van 10 °. LET OP: Gevaar voor ongevallen! Gebruik de blokkeer- hendel voor het draaimechanisme niet terwijl u rijdt.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Linker armleuning De linker armleuning kan indien gewenst omhoog worden geklapt en de hoogte ervan kan apart worden ingesteld. Om de hoogte van de armleuning in te stellen, scheidt u de ronde dop (zie pijl) van het deksel, draait u de zes- kantmoer (maat 13 mm) erachter los en verstelt u de arm- leuning tot deze in de gewenste stand staat (5 stappen), waarna u de moer weer aanhaalt ( 25 Nm (18 lb ft)).
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN VEILIGHEIDSGORDEL WAARSCHUWING Gevaar van omrollen! Maak de veiligheidsgordel goed vast. Uw machine is voor uw veiligheid voorzien van een cabine met rolkooi (ROPS: Roll-Over Protective Structure). De veiligheidsgordel kan uw veiligheid ten goede ko- men als hij op de juiste wijze wordt gebruikt en onderhouden. Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel altijd gespannen is en er dus geen speling in het gordelsysteem aanwezig is.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN PASSAGIERSSTOEL PASSAGIERSSTOEL (indien aanwezig) WAARSCHUWING Defectraken van materieel kan leiden tot ongevallen of letsel! Doe altijd de veiligheidsgordel om voordat u de machine bedient. Controleer de onderdelen van de veiligheidsgordel op slijtage en beschadiging. Vervang alle beschadigde onderdelen van de veilig- heidsgordel vóór gebruik, om de veiligheid van de bestuurder te garanderen.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN BEDIENINGSELEMENTEN VOORUIT CONTACTSLOT De startsleutel is een schakelaar met vijf standen waar- mee u de koudstartinrichting van de roosterverwarming (grid heater), de accessoires en de startmotor activeert. De standen van de startsleutel zijn als volgt: Stand 1 Niet gebruikt Stand 2 OFF (UIT)
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN HENDEL VOOR VERLICHTING/RICHTINGAANWIJZERS De pookvormige schakelaar is aan de linkerkant van de stuurkolom gemonteerd. Met deze schakelaar bedient u de tractorlichten, de claxon en de richtingaanwijzers. Het midden van de pookschakelaar kan draaien. Draai de schakelaar in stand (2) om de koplampen in te schakelen. Draai de schakelaar in stand (1) om de koplampen in te schakelen.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN BEDIENINGSELEMENTEN VOOR RUITENWISSER EN RUITENSPROEIER VÓÓR Met de pookvormige schakelaar aan de rechterkant van de stuurkolom bedient u de wis- en sproeifuncties voor voorruit en achterruit. Met omgedraaide contactsleutel zet u de pook naar ach- teren, in stand (2), om de wisser van de voorruit op de laagste snelheid te laten werken.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN KOPPELINGS-/INCHINGPEDAAL Koppelingspedaal Het is niet nodig om het koppelingspedaal (1) te gebrui- ken om te schakelen tussen versnellingen (powershift) of bij het pendelen (verandering rijrichting vooruit/achter- uit). Gebruik van de koppeling wordt aangeraden voor het in positie brengen van de tractor bij het aankoppelen van werktuigen of bij het werken in nauwe ruimtes, wan- neer de lage versnellingen niet langzaam genoeg zijn, bij gemiddelde/lage motortoerentallen, om een nauwkeurige...
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN GASHENDEL Het handgas (1) kan onafhankelijk van het gaspedaal ge- bruikt worden om het motortoerental te regelen. Zet de gashendel vooruit om het motortoerental te verhogen. LET OP: Wanneer het gaspedaal gebruikt wordt om de tractorsnelheid te regelen wanneer men op de weg rijdt verdient het, vooral als er veel verkeer is, het de aanbe- veling het handgas op de stand voor minimumtoerental te zetten.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN REMPEDALEN De remmen op uw tractor zijn bekrachtigd en worden be- diend via de twee voetpedalen (1) en (2). Bij werken op het veld kunnen de pedalen ontgrendeld worden en af- zonderlijk bediend worden als hulp bij het keren in nauwe ruimtes.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN De rempedalen samenkoppelen LET OP: Hydraulische en luchtremmen van aanhangers werken alleen als beide rempedalen van de tractor wor- den ingetrapt. WAARSCHUWING Gevaar van verlies van controle! Ongelijke remkracht ontstaat wanneer u de koppeling van de rempedalen niet gebruikt, en wanneer u het linker- en rechterpedaal niet gelijktijdig intrapt.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN BEDIENINGSELEMENTEN LINKS HANDREM Links van de bestuurderstoel is een conventionele han- drempook geïnstalleerd. Om de handrem aan te trekken, trekt u de hendel om- hoog. Wanneer de handrem is aangetrokken, gaat er een waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel bran- den.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN BEDIENINGSELEMENTEN RECHTS SCHAKELPANEEL Uw tractor is uitgerust met een aantal elektronische bedieningsschakelaars die zich aan de rechterkant van de cabine bevinden. Afhankelijk van de op uw tractor gemonteerde opties, kan een aantal van deze schakelaars meer dan één functie hebben.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN BEDIENINGSELEMENTEN ACHTERUIT SCHAKELAARS OP C-STIJL De schakelaars zijn op de rechter C- stijl gemonteerd. Op hoog dak Niet gebruikt. Extra koplampen. Zie pagina 10-3. Niet gebruikt. Niet gebruikt. Verwarmde spiegels. Zie pagina 10-2. Accuscheidingsschakelaar. Zie pagina 3-35. BRJ5369B SS12D012 3-31...
Pagina 104
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Op laag dak Niet gebruikt. Accuscheidingsschakelaar. Zie pagina 3-35. Werklamp vóór. Zwaailicht. Werklamp motorkap. Werklamp achter. BRJ5369B 3-32...
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN SNELSTUURSYSTEEM (indien aanwezig) Het optionele Fast Steer™ systeem is bedoeld om wan- neer nodig een snelle stuurrespons te krijgen, bijv. als er gewerkt wordt met een frontlader of bij het uitvoeren van een wendakkermanoeuvre. Met Fast Steer™ kan vanuit de rechtuitstand naar volledig rechts of links worden gestuurd met een beweging van 8 °...
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Fast Steer™: werking Om Fast Steer™ te gebruiken moet de middelste ring (5) van het stuurwiel ingedrukt gehouden worden, om de functie uit te schakelen moet de ring worden losgelaten. Wanneer de middelste ring is ingedrukt, brandt er geel indicatielampje (2), afbeelding 3 , op het instrumenten- paneel.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN ACCUSCHEIDINGSSCHAKELAAR Alvorens de accuvoeding te onderbreken met de isolatie- schakelaar, dient u zich ervan te verzekeren dat het con- tactslot en alle andere elektrische schakelaars op UIT zijn gedraaid. LET OP: Wacht na de startsleutel van de tractor op 'uit' te hebben gedraaid 60 s alvorens de accuvoeding te iso- leren.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN BEDIENINGSELEMENTEN VOOR DE KLIMAATREGELING Temperatuurregelaar verwarming De knop (2) met de klok mee draaien om de temperatuur van de lucht die uit de verwarming komt te verhogen. De knop volledig tegen de klok in draaien als u wilt dat er onverwarmde lucht uit de luchtopeningen van de verwar- ming komt.
Pagina 109
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Onder bepaalde omstandigheden kan het wenselijk zijn de airconditioning en de verwarming tegelijk te gebrui- ken, bijvoorbeeld om op koude ochtenden condens van de voorruit en de portierruiten te verwijderen. (De aircon- ditioning koelt niet alleen, maar haalt ook het vocht uit de lucht).
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN HANDMATIGE TEMPERATUURREGELING Om de cabinetemperatuur handmatig in te stellen, de blo- werregelaar (1) op stand I, II, III of IV zetten en een ge- schikte instelling selecteren op de temperatuurregelaar (2). Hoewel de temperatuur binnen in de cabine binnen de li- mieten zal worden gehouden, is dit niet zo efficiënt als ATC.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN AUTOMATISCHE TEMPERATUURREGELING (ATC) Met Automatische Temperatuur Controle kan de bestuur- der de cabinetemperatuur zodanig instellen dat het com- fort in de cabine altijd gegarandeerd is. Door automati- sche instelling van de verwarmings- en airconditioning- systemen zorgt ATC voor een stabiele cabinetemperatuur tussen 15 °C (59 °F) en 32 °C (90 °F).
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN BEDIENINGSELEMENTEN OP DAKCONSOLE SCHAKELPANEEL VOOR WERKLAMPEN Op hoog dak OPMERKING: De werklichten werken alleen wanneer de tractorlichten zijn ingeschakeld. De schakelaars zitten op een paneel (1) dat in de dakcon- sole gemonteerd is. De voorste en achterste werklichten en het zwaailicht worden bediend met afzonderlijke scha- kelaars.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN INTERIEURVERLICHTING De binnenverlichting (2) heeft drie standen. Wanneer u de voorkant indrukt zal het licht aanblijven, wanneer u de achterkant indrukt zal de verlichting aangaan wanneer één van de portieren of beide portieren geopend worden. Wanneer de schakelaar in de middenstand staat, is de verlichting uitgeschakeld, ongeacht de positie van de por- tieren.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN INSTRUMENTENPANEEL ANALOOG/DIGITAAL INSTRUMENTENPANEEL Het instrumentenpaneel bestaat uit drie analoge meters, drie displays met vloeibare kristallen (LCD's) en een pun- trasterdisplay (DMD). Naast de meters en LCD's zijn er gekleurde lampjes die andere bedrijfsinformatie geven of waarschuwingen met betrekking tot systeemstoringen.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN INDICATIE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES BRE1459B De gekleurde indicatielampje geven bedrijfsinformatie of waarschuwen in het geval van storingen in het systeem. Wanneer een waarschuwingslampje gaat branden, kan dit vergezeld gaan van een hoorbaar alarmsignaal. OPMERKING: Alle indicatie- en waarschuwingslampjes zullen bij inschakeling met de contactsleutel kort gaan bran- den, omdat het elektrische systeem een zelfdiagnosecontrole uitvoert.
Pagina 116
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Parkeerrem - Het lampje knippert wanneer de Druk aanhangerrem (alleen Italië) - Het contactsleutel is omgedraaid en de parkeerrem lampje zal gaan branden om aan te geven is geactiveerd. Als de contactsleutel op Uit dat de hydraulische oliedruk naar het wordt gedraaid terwijl de parkeerrem niet is aanhangerremcircuit laag is.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN DISPLAYS OPMERKING: Bij tractoren die zijn uitgerust met de opti- onele IntelliView-monitor is een aantal displays en instel- procedures afwijkend. Raadpleeg de bedieningshandlei- ding van de IntelliView-monitor voor meer details. MATRIXDISPLAY Een aantal bedienings- en instelfuncties van de tractor kan worden weergegeven op het matrixdisplay (DMD).
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN LCD-DISPLAY RECHTS Dit display toont tijdens normale werking het DEF/ Ad- Blue®-vloeistofpeil. SS11M211 Achterwielslip Als uw tractor is uitgerust met de als optie leverbare rij- snelheidradar, kan het percentage (%) achterwielslip wor- den weergegeven. De slipwaarde wordt berekend met in- formatie die wordt geleverd door de transmissiesnelheid- sensor (theoretische rijsnelheid) en de radar (werkelijke rijsnelheid).
Pagina 119
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Dimknop De helderheid van de lcd-displays (LCD) en matrixdis- plays (DMD) kan worden aangepast met de dimknop (1). Als u deze knop kort indrukt, wordt de achtergrondver- lichting stapsgewijs aangepast. Als u de knop ingedrukt houdt, doorloopt u alle instellingen voor achtergrondver- lichting, van lage naar hoge intensiteit.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN UITGEBREID TOETSENBLOK BRE1455B Het geavanceerde toetsenbord bestaat uit 16 knoppen of 'toetsen' voor selectie, besturing of programmering van verschillende functies en weergaven in het centrale scherm en het puntrasterdisplay. De toetsen 5, 6, 10 en 11 worden gebruikt voor het instellen en programmeren van veel van de functies van het geavanceerde toetsenblok. Tenzij andere aanwijzingen worden gegeven, drukt u één keer op de toetsen om naar de betreffende weergave te gaan.
Pagina 121
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN BRE1455B Menu Omlaag of Cijferselectie (D). Op deze toets of acres, afhankelijk van de eenheid die geselec- drukken om omlaag door het menu te bewegen of teerd is voor de rijsnelheid. om een ander cijfer te selecteren op het puntraster- Verwachte bewerkte oppervlakte per uur (D).
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN SELECTEREN OF WIJZIGEN VAN DE DISPLAY-INSTELLINGEN Rijsnelheiddisplay Het LCD linksonder toont voortdurend de rijsnelheid (1) in km/u of MPH, afhankelijk van het land waar de tractor gebruikt moet worden. Indien nodig kan het display wor- den aangepast om een andere eenheid voor de rijsnel- heid weer te geven dan in de fabriek is ingesteld.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN KALIBRATIE VAN DE RIJSNELHEID Rijsnelheiddisplay Het LCD linksonder toont voortdurend de rijsnelheid (1) in km/u of MPH, afhankelijk van het land waar de trac- tor gebruikt moet worden. De weergave kan indien nodig worden aangepast om een andere eenheid voor de rij- snelheid te gebruiken dan is ingesteld in de fabriek.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Rijsnelheidweergave kalibreren Wanneer u andere achterbanden wilt monteren waardoor een verschil in radius ontstaat van meer dan 13 mm (0.5 in), moet de elektronische besturingsmodule opnieuw worden gekalibreerd om de rijsnelheid nauwkeurig te kunnen weergegeven. Om de besturingsmodule opnieuw te kalibreren één van de volgende methodes gebruiken: LET OP: Als uw tractor over de optionele slipcontrolefunc- tie beschikt, dan is de weergegeven rijsnelheid de werke-...
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Op het moment dat het midden van de voorbanden • over de eindstreep komt, de CAL/ SEL-knop weer loslaten, in het puntrasterdisplay verschijnt de tekst CAL auto OK. De CAL/ SEL-knop nogmaals indruk- ken, de weergave CAL selecteren. De startsleutel op uit draaien om de instelling op te slaan.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Automatische kalibratie met geavanceerd toetsenblok Kies een droge, stevige en horizontale ondergrond • (bij voorkeur beton) en meet zorgvuldig een afstand af van exact 100 m (328 ft). De start en finish van deze gemeten afstand markeren met een dikke krijt- lijn.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Opnieuw op de Menu/Enter-toets drukken, de tekst • CAL auto READY verschijnt in het DMD. Een ge- schikte transmissieverhouding voor een snelheid boven 3 km/h (1.9 mph) selecteren. Wanneer het midden van de voorbanden over de startlijn komt, de Menu/Enter-toets indrukken en weer loslaten.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Kalibratiewaarden rijsnelheid Rolomtrek achterband Bandenmaat Rolomtrek band De rolomtrek voor een bepaald formaat banden zal afhan- 16,9R - 34 461.2 cm (181.6 in) kelijk van de fabrikant van de banden verschillend zijn. De 18,4R - 34 494.7 cm (194.8 in) waarden in de tabel zijn een gemiddelde, gebaseerd op 520/70R - 34 490.6 cm (193.1 in)
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN RENDEMENTSMONITOR Kilometerteller (afstandsmeter) De kilometerteller (afstandsmeter) geeft een visueel over- zicht van de afgelegde afstand in kilometers of mijlen, af- hankelijk van de geselecteerde eenheid voor de rijsnel- heid. Er zijn twee displays beschikbaar, die kunnen worden ge- bruikt om het totaal van alle gemaakte ritten en voor af- zonderlijke ritten weer te geven, of om werkafstanden te registreren.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Totale bewerkte oppervlakte OPMERKING: Voordat de functie voor totale bewerkte oppervlakte (oppervlakteteller) wordt geactiveerd, dient u te controleren of de juiste werktuigbreedte is ingevoerd in het TPM-geheugen. De totale bewerkte oppervlakte wordt weergegeven wan- neer u drukt op de toets OPPERVLAKTE (1). Afhanke- lijk van de geselecteerde eenheid voor de tractorsnelheid (km/u of MPH) zal de aflezing in hectaren of acres zijn.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN DISPLAYS PROGRAMMEREN Programmeertoetsen Er worden vier toetsen gebruikt voor het selecteren, wij- zigen of in het geheugen opslaan van de verschillende functies met betrekking tot de prestatiemonitor en het ge- avanceerde toetsenbord. Alle programmagegevens wor- den weergegeven op het puntrasterdisplay (DMD), sa- men met het betreffende symbool voor de geselecteerde functie.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Pieptoon Steeds wanneer op één van de toetsen wordt gedrukt, klinkt er een pieptoon. Deze toon kan indien gewenst worden uitgeschakeld. Met de contactsleutel in de stand AAN de Menu/En- • ter-toets ingedrukt houden. In het DMD verschijnt SETUP MENU, maar dit verspringt naar het Klok- menu.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Wielslip kalibreren Voordat het slipalarmpunt wordt ingesteld, moet een fac- tor nul voor de wielslip worden bepaald. Deze kalibratie moet worden uitgevoerd op een harde, horizontale onder- grond waarop in principe geen wielslip zal voorkomen. OPMERKING: De automatische slipfunctie van de elek- tronische trekkrachtregeling (zie werking van de EDC) zal niet werken als deze procedure niet wordt uitgevoerd.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Instellen van het slipalarmpunt VOORZICHTIG Gevaar van oogletsel! De radarrijsnelheidssensor zendt een micro- golfsignaal met geringe intensiteit uit, dat bij normaal gebruik geen schadelijke gevolgen heeft. Hoewel de intensiteit van het signaal gering is, mag u niet rechtstreeks in de sensor kijken wanneer deze in gebruik is.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Programmeren van de onderhoudsherinne- ring Dankzij de onderhoudsherinnering-functie kan de be- stuurder met behulp van het geavanceerde toetsenblok twee onderhoudsintervallen programmeren. De volgende procedure is hetzelfde voor de intervallen voor LIGHT (licht) en HEAVY (zwaar) onderhoud. Met de contactsleutel in de stand AAN de Menu/ •...
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Instellen van een 'Heavy' onderhoudsherin- nering Selecteer HEAVY (ZWAAR) in het hoofdmenu en herhaal de procedure die u heeft gevolgd voor het instellen van de LIGHT (LICHTE) onderhoudsherinnering. Tien uur voordat het onderhoud moet worden uitgevoerd, verschijnt het symbool voor zwaar onderhoud en de reste- rende uren in het DMD wanneer de startsleutel ’aan’...
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN ALARMFUNCTIES Wanneer een waarschuwingslampje gaat branden, kan dit vergezeld gaan van een hoorbaar alarmsignaal. Af- hankelijk van de ernst van de storing, klinkt één van de volgende alarmtonen. Kritiek alarm Alarm klinkt voortdurend terwijl er een rood waarschu- wingslampje (1) brandt.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Foutcodes en waarschuwingen De geavanceerde elektronica van uw tractor kan een sto- ring of fout detecteren die optreedt in belangrijke groe- pen zoals de motor, transmissie, remmen, elektrische en hydraulische systemen. Wanneer een storing of fout op- treedt, verschijnen het bijbehorende symbool en de fout- code in het display.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN TOEGANG TOT OPGESLAGEN FOUTCODES Gebruik van de CAL/ SEL-toets De CAL/ SEL-toets drie seconden ingedrukt houden • om SETUP MENU te activeren, na twee seconden verspringt het display naar CAL. Het actieve waar- schuwingssymbool (1) selecteren met behulp van de knoppen voor instelling van de klok H en M, Af- beelding 2.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN WAARSCHUWINGS- EN ADVIESSYMBOLEN Er zijn een aantal waarschuwings/meldingssymbolen die in de displays kunnen worden weergegeven. De symbo- len kunnen in vier hoofdgroepen worden verdeeld. Waarschuwing. Deze symbolen stellen u op de • hoogte van een fout die kritiek is voor het functione- ren van de tractor.
Pagina 141
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN LAMPJE OP WAARSCHU- DISPLAY ALARM OORZAAK ACTIE PANEEL WINGSLAMPJE Deze symbolen stellen u op 3 s pulserend Luchtremdruk de hoogte van knipperend 4 s/ een fout die continu kritiek is voor het functioneren van de machine. Stop de machine zo snel mogelijk, ga na wat de Oliedruk stuur-...
Pagina 142
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Transmissie LAMPJE OP WAARSCHU- SYMBOOL ALARM OORZAAK ACTIE PANEEL WINGSLAMPJE Rijrichting gese- lecteerd zonder intrappen van Beweeg het 2 impulsen/ koppelingspedaal het koppelings- seconde pedaal, na het op en neer. verlaten van de bestuurderstoel. 2 impulsen/ Transmissie in seconde ‘Neutraal’.
Pagina 143
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN LAMPJE OP WAARSCHU- SYMBOOL ALARM OORZAAK ACTIE PANEEL WINGSLAMPJE Deze symbolen stellen u op de hoogte van een fout die kritiek is voor het functioneren van de machine. Oliedruk aandrijf- Stop de machine lijn te laag (of zo snel mogelijk, pulserend te hoog).
Pagina 144
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Motor LAMPJE OP WAARSCHU- DISPLAY ALARM OORZAAK ACTIE PANEEL WINGSLAMPJE Deze symbolen Motoroliedruk stellen u op pulserend zeer laag de hoogte van knipperend een fout die kritiek is voor het functioneren van de machine. Stop de machine zo snel mogelijk, Motoroliedruk te ga na wat de...
Pagina 145
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN WAARSCHU- DISPLAY RECHTER LCD ALARM OORZAAK ACTIE WINGSLAMPJE DEF/AdBlue® niveau is minder dan 5 %van het tankvolume Onmiddellijk ( 0 % wordt DEF/AdBlue® weergegeven) bijvullen en 'C' continu Koppelafname het systeem pulserend knipperend van maximaal 65 resetten door de knipperend % en afname van startsleutel UIT...
Pagina 146
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Kwaliteit DEF/AdBlue® WAARSCHU- DISPLAY RECHTER LCD ALARM OORZAAK ACTIE WINGSLAMPJE De DEF/AdBlue® tank aftappen, schoonmaken DEF/AdBlue® en met dubieuze goedgekeurde 'A' continu kwaliteit/ 4 s pulserend DEF/AdBlue®- knipperend concentratie van knipperend 4 s/ oplossing vullen. .Geen verlies van doorlopend Neem contact op motorvermogen.
Pagina 147
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Storing inspuiting DEF/ AdBlue® WAARSCHU- DISPLAY RECHTER LCD ALARM OORZAAK ACTIE WINGSLAMPJE Storing inspuiting DEF/ AdBlue® Neem contact gedetecteerd. op met uw 'A' + 'B' continu Koppelafname 4 s pulserend plaatselijke knipperend van maximaal knipperend 4 s/ erkende dealer 25 % binnen 25 doorlopend...
Pagina 148
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN Laadsysteem LAMPJE OP WAARSCHU- DISPLAY ALARM OORZAAK ACTIE PANEEL WINGSLAMPJE Accuspanning te hoog knipperend 4 s/ doorlopend Fout bij opladen Zie pagina 8-7 accu Accuspanning te 3 spulserend laag. knipperend 4 s/ doorlopend Elektrohydraulische regelventielen LAMPJE OP WAARSCHU- DISPLAY ALARM...
Pagina 149
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN LAMPJE OP WAARSCHU- DISPLAY ALARM OORZAAK ACTIE PANEEL WINGSLAMPJE Deze symbolen stellen u op de hoogte van een fout die kritiek is voor het functioneren van de machine. Stop de machine zo snel mogelijk, 3 s pulserend Netwerkfouten ga na wat de knipperend 4 s/...
Pagina 150
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN 3-78...
Onderhoudsvereisten De bestuurder moet de DEF/AdBlue® altijd op het juiste peil houden. Er is geen aanvullend onderhoud vereist. OPMERKING: Ga naar uw NEW HOLLAND AGRICULTURE dealer voor vervangingsonderdelen en reinigingsmid- delen. Zie pagina's 7-12 en 7-13 voor smeeroliekwaliteit, maximale hoeveelheden smeerolieverbruik en pagina 7-2 voor...
Pagina 152
4 - BEDIENINGSINSTRUCTIES met diesel Let op het volgende bij het hanteren van dieselbrandstof: Vul de tank aan het eind van elke werkdag, om de • condensatie die tijdens de nacht ontstaat te reduce- ren. Maak het gebied rond de vuldop (1) schoon om te •...
4 - BEDIENINGSINSTRUCTIES Verbruik van dieseluitlaatvloeistof (DEF)/AdBlue® OPMERKING: Het verbruik van DEF/AdBlue® is sterk afhankelijk van motorbelasting, vochtigheidsniveau, concen- tratie van de DEF/AdBlue®-vloeistof en motortoerental. Het “typische” verbruik is uitsluitend een richtlijn om na te gaan of het SCR-systeem goed werkt. CNH raadt aan om de DEF/AdBlue®-tanks iedere keer te vullen wanneer u brandstof tankt.
4 - BEDIENINGSINSTRUCTIES STARTEN VAN MACHINE DE MOTOR STARTEN WAARSCHUWING Gevaar voor omstanders! Controleer voordat u de motor start of er zich geen mensen in de buurt van de machine bevinden. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel. W0090A Voordat u de motor start, altijd de volgende procedure uitvoeren:...
Pagina 155
4 - BEDIENINGSINSTRUCTIES Als de motor nu nog niet aanslaat, de voorgaande • procedure herhalen. Als de motor nog steeds niet aanslaat, de accu gedurende 4 - 5 min laten rusten en de procedure vervolgens nog een keer herhalen. Zodra de motor aanslaat, moet u het handgas te- •...
4 - BEDIENINGSINSTRUCTIES ROOSTERVERWARMING VOOR KOUDESTART (indien aanwezig) WAARSCHUWING Het gebruik van een starthulpmiddel op een machine die is voorzien van een starthulp voor koud weer kan leiden tot een explosie. Volg de instructies voor starten in koud weer in deze handleiding. Gebruik GEEN ether of andere ontvlambare startvloeistoffen.
4 - BEDIENINGSINSTRUCTIES ONDERGEDOMPELDE KOELVLOEISTOFVERWARMING (indien aanwezig) WAARSCHUWING Gevaar van elektrische schok! Gebruik NOOIT een ongeaard of ongeschikt verlengsnoer. Gebruik altijd een goed werkend (drieade- rig), geaard verlengsnoer dat geschikt is voor de betreffende spanning en stroomsterkte (15 A) en dat het circuit beschermt middels ofwel een standaardstroomonderbreker ofwel een aardlekschakelaar.
4 - BEDIENINGSINSTRUCTIES STARTEN MET STARTKABELS WAARSCHUWING Gevaar van oogletsel! Draag oogbescherming tijdens het starten van de machine met startkabels en tijdens het vervangen van de accu. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel. W0382A Als de tractor moet worden gestart met startkabels (jump- start), mogen hiervoor alleen kabels voor zwaar gebruik...
4 - BEDIENINGSINSTRUCTIES STOPPEN VAN MACHINE STOPPEN VAN DE MOTOR LET OP: Alvorens de motor te stoppen, dient u hem sta- tionair te laten draaien op 1000 RPM, gedurende onge- veer 1 min. Hierdoor hebben de turbocompressor en het spruitstuk de gelegenheid om af te koelen en wordt mo- gelijke vervorming van onderdelen voorkomen.
4 - BEDIENINGSINSTRUCTIES AUTOMATISCHE MOTORUITSCHAKELING MET UITGEBREID TOETSENBLOK (indien aanwezig) Het automatische systeem voor motoruitschakeling zorgt voor een nog hoger veiligheidsniveau. Het systeem be- waakt vier sleutelzones die kritiek zijn voor de veilige wer- king van de motor en aandrijflijn en, in het onwaarschijn- lijke geval dat één of meer van deze zones een kritiek niveau bereikt, zal de motor uitschakelen.
4 - BEDIENINGSINSTRUCTIES RIJDEN MET MACHINE WERKEN BIJ LAGE TEMPERATUREN Om uw tractor te starten en ermee te werken bij Bij lage omgevingstemperaturen, is de motor mogelijk omgevingstemperaturen van -1 °C (30 °F) en lager, dient niet in staat de juiste bedrijfstemperatuur te bereiken of u de volgende instructies te volgen.
4 - BEDIENINGSINSTRUCTIES Opwarmen van de transmissieolie Wanneer er wordt gewerkt bij lage temperaturen, is het mogelijk dat u alleen maar tot de laagste versnellingen kunt schakelen. Dit duurt totdat de transmissieolie een temperatuur heeft bereikt van 10 °C (50 °F). Wanneer het opschakelen beperkt wordt, zal er een waarschuwings- symbool in het transmissiedisplay verschijnen.
4 - BEDIENINGSINSTRUCTIES BEHEER VAN LAAG STATIONAIR TOERENTAL Dit is een extra functie om brandstofverbruik en bedrijfskosten te verminderen. De logica is in staat om het lage stationair toerental te verlagen van 850 RPM tot 650 RPM wanneer aan de volgende condities wordt voldaan: Bestuurder niet aanwezig •...
5 - TRANSPORTWERKZAAMHEDEN 5 - TRANSPORTWERKZAAMHEDEN VOORBEREIDING OP WEGTRANSPORT VERVOEREN VAN EEN TRACTOR OP EEN LAADBED Transporteer de tractor, compleet met alle vier de wielen, op het laadvlak van een vrachtwagen of oplegger. Maak de tractor met kettingen stevig vast aan het transportmid- del.
5 - TRANSPORTWERKZAAMHEDEN TERUGROEPTRANSPORT EEN VASTGELOPEN TRACTOR LOS KRIJGEN WAARSCHUWING Vliegend object! Gebruik geen kettingen, kabels of touw om de machine te trekken. Als de ketting, de kabel of het touw breekt of losschiet, kan dit resulteren in een krachtige zweepslag. Gebruik uitsluitend vaste trekstangen of sleepstangen om uw machine te trekken.
5 - TRANSPORTWERKZAAMHEDEN DE TRACTOR SLEPEN LET OP: De tractor mag slechts over korte afstanden ge- sleept worden, bijvoorbeeld uit een gebouw. De tractor niet op de weg slepen en hem niet slepen om hem te transporteren. Gebruik een ton bar bij het slepen van de tractor. Om de tractor achteruit te slepen, uitsluitend de trekstang, de trekhaak aan de achterzijde of de driepuntsbevestiging gebruiken.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN 6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN ALGEMENE INFORMATIE VARIABEL MOTORVERMOGENBEHEER Power MANAGEMENT Power Management (PM) is een elektronisch bestuurde functie voor opvoering van het motorvermogen (boost), die de vermogensniveaus opvoert op het moment dat de tractorprestaties door zware belastingen achteruit zouden kunnen gaan.
Pagina 170
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN P.T.O. werkzaamheden Power Management functioneert alleen als aan de vol- gende criteria wordt voldaan: P.T.O. volledig ingeschakeld. Rijsnelheid vooruit van de tractor hoger dan 0.5 km/h (0.3 mph). Uitgaand vermogen P.T.O. hoger dan 27 kW (36.7 Hp). Koppel aandrijflijn P.T.O.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Wegtransporttoepassingen (alleen 16 x 16 transmissie) Power Management functioneert alleen als aan de vol- gende criteria wordt voldaan: 13e versnelling of hoger is ingeschakeld. Temperatuur motorkoelvloeistof lager dan 105 °C (221 °F) PM wordt gedeactiveerd als het volgende gebeurt: Tractor schakelt terug tot onder 13e versnelling.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN CONSTANT MOTORTOERENTAL Met ESM (Engine Speed Management - motortoerental- beheer) kan de bestuurder één of twee vaste motortoe- rentallen vastleggen die geschikt zijn voor de uit te voeren werkzaamheden. ESM zal een vast motortoerental vast- houden, de functie kan echter niet gebruikt worden om een constante rijsnelheid (cruise control) te verkrijgen.
Pagina 173
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Werken met Engine Speed Management (mo- tortoerentalbeheer) De ESM-functie kan op elk gewenst moment worden inge- schakeld, op voorwaarde dat het motortoerental hoger is dan 1000 RPM. Kort op de toerentalschakelaar (2) druk- ken om ESM te activeren. Het systeem schakelt stan- daard op programma 1, de onderkant van de bedienings- schakelaar indrukken om programma 2 te selecteren.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN DIFFERENTIEELSLOT WAARSCHUWING Wanneer het differentieelslot is ingeschakeld, is het lastig om te sturen. Dit kan leiden tot een ongeval. Gebruik het differentieelslot in het veld om de trekkracht te vergroten, maar schakel het uit bij het keren aan het einde van een rij.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Werking in automatische modus Om zowel de voorste als de achterste differentieelblokke- ring in automatische modus in te schakelen, drukt u de bo- venkant van de schakelaar in. Het waarschuwingslampje (2) Afbeelding 4 op het instrumentencluster zal ook gaan branden maar blijft alleen aan zo lang de differentieelblok- keringen zijn ingeschakeld.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN VIERWIELAANDRIJVING De vierwielaandrijving zorgt voor een aanzienlijke verbe- tering van de tractie onder moeilijke omstandigheden. De aandrijving naar de voorwielen kan in- of uitgeschakeld worden terwijl de tractor stationair of in beweging is. OPMERKING: De aandrijving naar de voorwielen wordt bewerkstelligd via een tuimelschakelaar met drie standen op het rechter bedieningsconsole.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN OPMERKING: Bovengenoemde stuurhoeken worden in- gesteld in de fabriek. Neem contact op met uw erkende dealer als er een andere hoekinstelling nodig is. Het indicatielampje (1) op het instrumentencluster gaat ook branden, maar blijft slechts verlicht zo lang de vier- wielaandrijving ingeschakeld is.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN VOORASOPHANGING (indien aanwezig) WAARSCHUWING Ontsnappende vloeistof! Laat alle druk af voordat u vloeistofleidingen loskoppelt of werkzaamheden aan het hydraulisch sys- teem uitvoert. Controleer of alle componenten in goede staat verkeren en haal alle aansluitingen aan voordat u het systeem op druk brengt.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN GEAUTOMATISEERDE WENDAKKERFUNCTIES BEKNOPT OVERZICHT Headland Turn Sequence (HTS) In gevallen waarbij een reeks handelingen herhaald moeten worden, bijvoorbeeld bij het keren op de kopakker, kan HTS gebruikt worden om een programma met deze handelingen aan te maken, op te slaan en af te spelen. De volgende tekst is bedoeld als snelle handleiding voor de bediening van Headland Turn Sequence (procedure voor keren op de kopakker).
Pagina 180
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN ACTIE - AFSPELEN BEDIE- SYMBOOL NING 1. Om de afspeelmodus te activeren, de afspeelschakelaar indrukken en vasthouden. Onder het afspeelsymbool verschijnt het programmanummer. De schakelaar loslaten, de programmasymbolen beginnen te knipperen om aan te geven dat HTS in standby-modus is. 2.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN VERKLARING VAN SYMBOLEN De getoonde symbolen zijn voorbeelden van de symbolen die, afhankelijk van de inhoud van het programma, op het transmissiedisplay verschijnen wanneer HTS actief is. Op afstand bediende Afspelen (handmatig) cilinder - Uitschuiven Op afstand bediende Twee Fout HTS...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN OPNEMEN EN AFSPELEN Headland Turn Sequence (HTS) In de registratiemodus wordt een reeks van acties of 'stap- pen' opgenomen om een programma te creëren. In de afspeelmodus zal HTS de sequens exact zo afspelen als hij werd opgenomen.
Pagina 183
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Wanneer HTS geactiveerd is, zal het betreffende symbool op het versnellingendisplay verschijnen. Het symbool (1) geeft aan of HTS in de registratie- of af- speelmodus staat. Tijdens het opnemen of afspelen van een programma, zal elke handeling of stap weergegeven worden door het be- treffende symbool, b.v.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN EEN REEKS HANDELINGEN OPNEMEN OPMERKING: HTS kan alleen werken als het motortoe- rental wordt ingesteld op meer dan 900 RPM. Om een reeks handelingen voor Headland Turn Se- quence (keren op de kopakker) te starten, de bovenkant van de registratieschakelaar (2) indrukken en 3 s inge- drukt houden.
Pagina 185
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Tijdens een registratie kunnen pauzes in het programma worden ingelast door kort op de stappenschakelaar (3) te drukken. De HTS registratie zal op dit punt pauzeren en er zal een pauzesymbool opgenomen worden in de reeks; druk nogmaals op de stappenschakelaar om de registratie te hervatten.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN EEN REEKS HANDELINGEN AFSPELEN WAARSCHUWING Gevaar tijdens het rijden! Voordat u begint met werken is het raadzaam om de automatische wendakkerprogramma's te testen. Dit om te controleren of alle stappen van het programma zijn opgeslagen in het geheugen en alle getimede acties van de elektrohydraulische afstandskleppen (EHR-kleppen) juist worden afgespeeld.
Pagina 187
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Als er tijdens de opname pauzes in de reeks werden in- gelast, zal er tijdens het afspelen op elke pauzepunt au- tomatisch gestopt worden. Om de reeks te hervatten, op de stappenschakelaar drukken en deze ingedrukt houden tot u een 'piep' hoort.
Pagina 188
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN OPMERKING: Een bediening wordt pas beschouwd als geannuleerd door HTS op het moment dat de reeks het punt bereikt waarop de geautomatiseerde werking van die bediening begint. Op dit moment wordt de sequens ge- stopt. Om door te gaan met het programma, de stappenschake- laar indrukken en ingedrukt houden tot u een 'piep' hoort, vervolgens de schakelaar loslaten.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN TRANSMISSIE SHUTTLEHENDEL De selectie van de rijrichting vooruit of achteruit vindt plaats door middel van een elektrisch bediende pendel- hendel (1) die zich links van het stuurwiel bevindt. De hendel staat onder veerdruk om ongewenste bewegingen te voorkomen, licht de hendel op naar het stuurwiel toe om vooruit of achteruit te selecteren.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN DUAL COMMAND-TRANSMISSIE BEDIENINGSELEMENTEN VAN DE TRANSMISSIE 24 x 24 De Dual Command transmissie heeft een hydraulisch be- diend koppelingpakket, dat de bestuurder in staat stelt om in elke willekeurige vooruit- of achteruitversnelling under- drive te selecteren terwijl de tractor in beweging is. Hier- door wordt het koppel effectief vermeerderd met 22 %, en wordt de tractorsnelheid ongeveer 18 % verlaagd.
Pagina 191
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Hoofdversnellingspook De hoofdversnellingspook (1) is voorzien van elektrische druktoetsen waarmee de Dual Command functie geacti- veerd kan worden. De underdrive wordt hydraulisch ingeschakeld, aange- zien het ventiel wordt geactiveerd door een solenoïde die bediend wordt door drukknoppen (2) en (3) op de hoofd- versnellingspook.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN KRUIPVERSNELLINGEN (indien aanwezig) Voor werkzaamheden waarvoor extra lage rijsnelheden nodig zijn, is een reductietandwielenstel (kruipversnellin- gen) beschikbaar. De tandwielvertraging is in het achter- assamenstel gemonteerd. De tandwielvertraging reduceert alle overbrengingsver- houdingen binnen de hoofdtransmissie, voor vierentwintig extra vooruit- en achteruitversnellingen.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN FOUTCODES In het onwaarschijnlijke geval dat er zich een fout voor- doet in de transmissiebedieningen of het elektronische circuit, verschijnen in het puntrasterdisplay op het instru- mentenpaneel een storingssymbool en een uit vier cijfers bestaande foutcode. De code geeft het tractorcircuit of de sensor aan waarin de fout is opgetreden, en het type fout, bijv.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN ELECTRO COMMAND-TRANSMISSIE BEDIENING VAN DE TRANSMISSIE 16x16 of 17x16 De Electro Command transmissie heeft vier powershift versnellingen en vier groepenschakelingen, voor 16 voor- uit- en achteruitversnellingen. Op 50 km/h (31.1 mph) en 40 km/h (24.9 mph) ECO modellen levert een extra ver- snelling in totaal 17 vooruitversnellingen op.
Pagina 195
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Afhankelijk van de wettelijke vereisten in uw land zijn de volgende transmissies beschikbaar: 50 km/h (31.1 mph) transmissie. 17 vooruit- en 16 achteruitversnellingen Kruipbak niet beschikbaar. 40 km/h (24.9 mph) Economy 17 vooruit- en 16 achteruitversnellingen Kruipbakoptie niet beschikbaar.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN TRANSMISSIEDISPLAY Het transmissiedisplay geeft informatie over motortoerental en transmissiefuncties, waaronder tractorrijsnelheid en -richting, kruipsnelheden, functies van de automatische modus en de actueel geselecteerde versnelling. Afhankelijk van de tractorspecificatie zijn er twee types versnellingendisplays beschikbaar. Versnellingendisplay met LED's Een verlicht display (1) geeft aan welke versnelling is ingeschakeld.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN SHUTTLEMODUS Tijdens normale pendelhandelingen wordt dezelfde ver- snelling gebruikt voor zowel voor- als achteruit. Als ech- ter de 13e versnelling of hoger wordt geselecteerd, zal de 9 versnelling worden gebruikt voor het pendelen. Als de pendelmodus geselecteerd is, is de elektronische besturingseenheid voor de transmissie in staat de pen- delversnellingscombinaties in het geheugen op te slaan binnen een aantal versnellingen.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Instellen van de geheugenpendelfunctie Voor toepassingen met bijvoorbeeld een lader, biedt deze transmissie de mogelijkheid om de geheugelpendelfunc- tie te selecteren. Om de geheugelpendelfunctie te selec- teren, gaat u als volgt te werk: De startsleutel op 'uit' draaien. •...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN RIJDEN MET DE TRACTOR Met de hoofdversnellingspook en de pendelhendel in de neutrale stand, trapt u het koppelingspedaal in en start u de motor. OPMERKING: Een neutraal-startschakelaar voorkomt dat de startmotor in werking treedt als de pendelhendel niet in de neutrale stand staat en het koppelingspedaal niet is ingetrapt.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Om de rijrichting om te keren, trekt u de pendelhendel naar het stuurwiel toe, en zet u hem vervolgens omlaag. De uitgangssnelheid van de transmissie en de inschake- ling van het koppelingpakket worden automatisch gecon- troleerd, zodat de aandrijving soepel wordt omgeschakeld naar de tegengestelde rijrichting.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Deactivering van automatisch optrekken, Auto Take Off De functie voor automatisch optrekken, Auto Take Off, zal gedeactiveerd worden indien de tractor stilstaat met de transmissie in neutrale toestand en de bestuurder de stoel verlaat of de handrem inschakelt. Functie voor automatisch optrekken, Auto Take Off, weer activeren Als de functie voor automatisch optrekken om welke re-...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN SPEED MATCHING Toerentalaanpassing maakt gewoonlijk alleen terugscha- kelen naar een lagere versnelling mogelijk. Er zal echter een hogere versnelling worden geselecteerd als de motor een te hoog toerental dreigt te krijgen. Bij het rijden over de weg in de versnellingen van de hoge groep (versnellingen 13 tot en met 16), is de transmis- sie in staat automatisch een versnelling te selecteren die geschikt is om het motortoerental en de wegsnelheid op...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN AUTOSHIFT-FUNCTIE Met ingeschakelde Auto Shift is de transmissie in staat automatisch te schakelen, zowel in hogere als lagere versnel- lingen. Het schakelen gebeurt binnen een bereik van 4 versnellingen en is gebaseerd op snelheid en lading. Dit kan worden uitgebreid tot automatisch schakelen in 8 versnellingen in de hoge groep, voor gebruik op de weg.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Automatisch versnellingenbereik veldmo- Wanneer de veldmodus, Auto Field, is ingeschakeld, is het versnellingenbereik actuele versnelling –2; actuele versnelling +2. De logica is in staat om het versnellingenbereik te ver- kleinen of te vergroten als de bestuurder hierom vraagt of als dit nodig vanwege de belasting.
Pagina 205
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN OPMERKING: Veranderingen in het Auto Shift-versnellin- genbereik zullen niet opgeslagen worden als de startsleu- tel wordt uitgeschakeld. Verlagen van de bovengrens van het versnel- lingenbereik: Verhoog de tractorsnelheid totdat de actuele hoogste Auto Shift-versnelling ingeschakeld wordt, en druk dan de bediening voor lager schakelen (2) even in.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Het display geeft ook aan welke versnelling geselecteerd zal worden als de richting wordt veranderd. SS11K069 Verandering automatisch schakelbereik veldmodus Automatisch tussen groepen schakelen, tussen de versnellingen 4 en 5, kan op twee manieren worden gedaan handmatig: met de groepentoets in combinatie met •...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Standby-modus Auto Shift In de bereiken 1 - 4, 5 - 8 en 9 - 12 kan het automa- tisch schakelen worden gekoppeld aan werken met een 3-puntsbevestiging. Wanneer de 3-puntsbevestiging omhoog wordt gebracht met de snelhefschakelaar wordt Auto Shift in de standby-modus gezet, als de 3-puntsbe- vestiging omlaag wordt gebracht, wordt de automatische schakelfunctie Auto Shift weer geactiveerd.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN AUTOMATISCH SCHAKELEN IN WEGMODUS Auto Shift activeren In de wegmodus zal de Auto Shift-functie hoger of la- ger schakelen van de optrekversnelling (start off gear - SOG) tot de hoogste versnelling (16e of 17e). Met de hoge groep geselecteerd, kort op de Auto Shift-schake- laar drukken, het symbool van de automatische wegmo- dus (aanhanger) zal oplichten in het transmissiedisplay...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Transmissiedisplay – Wegmodus Wanneer de wegmodus is ingeschakeld, verschijnt een aanhangersymbool in het display. Afbeelding 3 toont een bereik van 8 versnellingen van 9 tot 16. Op dit moment is de 13e vooruit ingeschakeld. Het versnellingenbereik wordt weergegeven door knippe- rende balken en de geselecteerde versnelling door een vast blokje.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN KRUIPVERSNELLINGEN (indien aanwezig) Voor werkzaamheden waarvoor extra lage rijsnelheden nodig zijn, is een reductietandwielenstel (kruipversnellin- gen) beschikbaar. De tandwielvertraging is in het achter- assamenstel gemonteerd. Het reductietandwielenstel reduceert alle overbrengings- verhoudingen binnen de hoofdtransmissie, voor twaalf ex- tra vooruit- en zes extra achteruitversnellingen De kruipversnellingen worden geselecteerd door de vol- gende procedure te volgen.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN FOUTCODES In het onwaarschijnlijke geval dat er zich een fout voor- doet in de transmissiebedieningen of het elektronische circuit, verschijnen in het puntrasterdisplay op het instru- mentenpaneel een storingssymbool en een uit vier cijfers bestaande foutcode. De code geeft het tractorcircuit of de sensor aan waarin de fout is opgetreden, en het type fout, bijv.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN AFTAKAS ACHTER AFTAKAS VOORZORGSMAATREGELEN MET BETREKING TOT GEBRUIK WAARSCHUWING Voorkom letsel! Neem ALLE onderstaande veiligheidsmaatregelen in acht bij het gebruik van werktuigen die worden aangedreven door de aftakas. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel. W0435A Controleer of u de juiste P.T.O.-snelheid voor het werktuig gebruikt.
Pagina 213
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Met behulp van een geschikt gereedschap de nokken (1) op de veerring samendrukken en de veerring uit het P.T.O.-huis halen. Vervolgens voorzichtig de P.T.O.-as- stomp uit het huis trekken. OPMERKING: Om het verwijderen te vergemakkelijken, draait u de veerring tot de nokken uitgelijnd zijn met de platte kant van de P.T.O.-as.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN KOPPELEN VAN DOOR DE AFTAKAS AANGEDREVEN MATERIEEL WAARSCHUWING Gevaar van verstrikt raken! Voordat u uitrustingsstukken koppelt of loskoppelt of de aftakas verwisselt: 1) Schakel de parkeerrem in. 2) Zet alle bedieningselementen in de neutraalstand en de regelknop voor de aftakas in de uitge- schakelde stand.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN AFTAKAS BEDIENING Algemene informatie In het algemeen zijn door de P.T.O. aangedreven werk- tuigen die geen groot vermogen vereisen ontworpen voor bedrijf op een P.T.O.-snelheid van 540 toeren/min en heb- ben een vrouwelijk koppelstuk met 6 spiebanen. Werktuigen die een hoog vermogen vereisen, zijn ontwor- pen om te werken bij een P.T.O.-snelheid van 1000 toe- ren/min en zijn uitgerust met een vrouwelijk koppelstuk...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Werken met stationaire P.T.O.-werktuigen Voordat u met statische P.T.O.-werktuigen gaat werken, dient u zich er altijd van te verzekeren dat de tractor in een veilige positie staat, dat de pendelhendel in de neutrale stand of parkeerremstand staat en dat de handrem is aan- getrokken.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN P.T.O.-aandrijving uitschakelen Om de P.T.O.-aandrijving uit te schakelen verlaagt u het motortoerental en drukt u de schakelaar omlaag. Het is niet nodig om de ring (3) te ondersteunen wanneer u de P.T.O.-aandrijving uitschakelt. Het waarschuwingslampje gaat uit wanneer de P.T.O.-aandrijving wordt uitgescha- keld.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Werking van de P.T.O.-schakelaar - Time-out U schakelt de P.T.O. in door de schakelaar (1) vast te pak- ken, tegen de veerdruk in op te lichten en naar voren te zetten. Gebruik voor het inschakelen van de PTO-bedie- ning een besliste beweging.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN P.T.O.-groepenhendel Op modellen met schakelbare P.T.O. is een groepenhen- del voorzien. De hendel wordt gebruikt om één van de drie P.T.O.-snelheidsgroepen in te schakelen en op die manier vermogen te leveren of te sparen. De groepen- hendel bevindt zich op de achterzijde van de rechter con- sole.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN AFTAKASSYSTEEM MET DRIE TOERENTALLEN Er wordt een uitgaande P.T.O.-as met 6 groeven met een diameter van 34.9 mm (1.374 in) bijgeleverd, die ontwor- pen is om te werken op 540 RPM. Er kan ook een as met 21 spiebanen met een diameter van 34.9 mm (1.374 in), die ontworpen is om te werken op 1000 RPM wij de tractor worden geleverd (verkrijgbaar via uw dealer).
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN RIJAFHANKELIJKE AFTAKAS (indien aanwezig) De rijafhankelijke P.T.O. met drie snelheden is beschik- baar op alle modellen, in combinatie met de hiervoor be- schreven schakelbare, door de motor aangedreven P.T.O. met 3 snelheden. Het toerental van de rijafhankelijke P.T.O.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN EXTERNE BEDIENINGSELEMENTEN VAN DE AFTKAS WAARSCHUWING Voorkom letsel! Neem ALLE onderstaande veiligheidsmaatregelen bij het gebruik van externe bedieningselementen. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel. W0420A De externe aftakasschakelaars (1) alleen activeren •...
Pagina 223
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN OPMERKING: Het waarschuwingslampje op het P.T.O.- bedieningspaneel brandt wanneer de P.T.O tijdelijk of per- manent is ingeschakeld. OPMERKING: De P.T.O. kan in- of uitgeschakeld worden via de schakelaar op het spatbord terwijl de bediening in de cabine in de AAN- of UIT-stand staat.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN AUTOMATISCHE AFTAKASWERKING De automatische functie van de P.T.O. zorgt voor auto- matische inschakeling of uitschakeling van de aandrijving van de achterste P.T.O. bij gebruik van de EDC hef/daal- schakelaar- (1). Als u de schakelaar gebruikt om het werktuig te heffen, zal de P.T.O.-aandrijving automatisch worden uitgeschakeld.
Pagina 225
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Activering van Auto P.T.O. Om de automatische functie te activeren moet de P.T.O. worden ingeschakeld zoals hiervoor beschreven, waarna u de schakelaar langer dan 1 s ingedrukt moet houden. Het Auto P.T.O.-lampje op het instrumentenpaneel zal gaan branden om de activering te bevestigen.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN AFTAKAS VÓÓR AFTAKAS BEDIENING De voorste aftakas (P.T.O.) brengt via een as met 6 spie- banen het motorvermogen rechtstreeks over naar aan de voorzijde gemonteerde werktuigen. De P.T.O.-as draait tegen de klok in (van de voorkant gezien). Er wordt een plastic kap (1) meegeleverd om de P.T.O.-as te beschermen wanneer deze niet gebruikt wordt.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN OPMERKING: Indien de snelheid van de P.T.O. te hoog wordt ( P.T.O.-toerental hoger dan 1100 RPM) zal het lampje (2) gedurende 5 s knipperen en vervolgens per- manent blijven branden. Verlaag het motortoerental om de juiste P.T.O. -snelheid te verkrijgen. OPMERKING: Indien de motor gestopt wordt met inge- schakelde P.T.O., zal de P.T.O.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN HEFINRICHTING ACHTER ELEKTRONISCHE TREKKRACHTREGELING Elektronische trekkrachtregeling is een elektronisch be- stuurd hydraulisch systeem dat verandering in de trekbe- lasting detecteert via sensoren in de onderste hefarmen van de 3-puntshef. Het systeem detecteert ook verande- ringen in de verticale positie van de hef door middel van een sensor op de dwarsas.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Bedieningspaneeltje Het duimwiel (5) zal, wanneer er aan gedraaid wordt, de instelbare stop (1) verplaatsen. De hendel van de positieregeling (2) wordt gebruikt om de werktuighoogte in te stellen wanneer in positieregeling wordt gewerkt. Gebruik hem om de maximale werktuig- diepte in te stellen wanneer in trekkrachtregeling wordt gewerkt.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Display hefpositie In het digitale display op het instrumentenpaneel wordt de positie van de onderste hefarmen op een schaal van '0' tot '100' weergegeven. ‘0’ betekent dat de hefarmen helemaal beneden staan. ‘100’ betekent dat ze helemaal geheven zijn.
Pagina 231
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Een permanent brandend storingslampje (4) betekent dat de hefinrichting gedeactiveerd is en dat de instelling van de positiehendel niet overeenstemt met de hoogte van de onderste armen. De waarschuwing ‘hef gedeactiveerd’ wordt weergegeven als: De positiehendel werd bewogen bij afgezette motor. •...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN WERKING VAN DE ELEKTRONISCHE TREKKRACHTREGELING INSTELLINGEN VOOR GEBRUIK Het werktuig aan de 3-puntshef koppelen. Het wieltje voor trekbelasting (2) helemaal vooruit (stand 10) draaien - dit is de instelling voor positieregeling. De motor starten en de hendel (1), van de positieregeling gebruiken om het werktuig stapsgewijs te heffen, zorg er- voor dat er minstens 100 mm (3.94 in) vrije ruimte is tus- sen het werktuig en willekeurig welk deel van de tractor.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Werking met positieregeling Bij het werken met positieregeling moet het wieltje voor trekbelasting (3) ideaal gezien volledig naar voren ge- draaid zijn, in stand 10. De positieregelhendel (2) gebruiken om de 3-puntshef te heffen en te laten zakken. Het werktuig wordt geheven en stopt op de hoogte die is ingesteld met de knop voor regeling van de hoogtelimiet.
Pagina 234
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Rijd de tractor het veld op en laat het werktuig in de werk- stand zakken door de positieregelhendel (2) naar voren te zetten. De hendel van de positieregeling gebruiken om de maximumdiepte in te stellen en zo 'duiken' in zones met lichte grond te voorkomen.
Pagina 235
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Sneller ingraven van het werktuig kan vereist zijn, bijvoor- beeld na keren op een smalle kopakker. Ook gaan som- mige werktuigen moeilijk de grond in, vooral als de grond zwaar is. Houd de onderkant van de hef/daalschakelaar (3) ingedrukt, het werktuig zal dalen op de snelheid die is ingesteld met de daalsnelheidregelknop, tot het de grond raakt.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Transportvergrendeling Wanneer u apparatuur op de 3-puntshef transporteert, de regelknop van de daalsnelheid (2) helemaal tegen de klok in draaien naar de stand voor transportvergrendeling (hangslotsymbool). Zo voorkomt u dat het werktuig on- verwachts naar beneden komt en het wegoppervlak be- schadigt.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN EXTERNE BEDIENINGSELEMENTEN VAN DE HEFINRICHTING WAARSCHUWING Voorkom letsel! Neem ALLE onderstaande veiligheidsmaatregelen bij het gebruik van externe bedieningselementen. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel. W0420A Op elk achterspatbord zitten twee externe schakelaars. De bovenste schakelaar (1) indrukken om de 3-puntshef omhoog te brengen, de onderste schakelaar (2) indrukken om de hef te laten zakken.
Pagina 238
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Wanneer u de bovenkant van de tuimelschakelaar (1) in- drukt, zal de hef langzaam omhoog bewegen. Door de onderste schakelaar (2) in te drukken, laat u de hef zak- ken. Wanneer de onderste hefarmen zich op één lijn met het werktuig bevinden, de schakelaar loslaten en het werktuig op de gebruikelijke wijze aan de 3-puntsbevesti- ging koppelen.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN HEFINRICHTING VÓÓR INSTELLINGEN EN AFSTELLINGEN Transportpositie De topstang en onderste hefarmen moeten, wanneer ze niet in gebruik zijn, in de transportstand worden gezet. De topstang (1) heffen tot hij in verticale stand staat en vastzetten door de borgpen (2) door de topstang en de verankeringsbeugel te steken.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN OPMERKING: Wanneer de onderste hefarmen vergren- deld zijn in de zweefstand, kunnen de linker- en rechter- zijde van het werktuig onafhankelijk op en neer bewegen, zodat bedrijf op een oneffen ondergrond mogelijk is. Bo- vendien zal de zweefstand van het regelventiel toestaan dat het hele werktuig op en neer beweegt bij het rijden over oneffen terrein.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN De topstang aan het werktuig bevestigen en op de juiste lengte afstellen door het centrale schroefdraadgedeelte (3) te draaien met behulp van de handgreep (1). Om te voorkomen dat het middengedeelte draait terwijl u aan het werk bent, de blokkeergrendel (2) over de stelhandgreep plaatsen.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN BEDIENING VAN DE HEFINRICHTING De optionele fronthefinrichting bestaat uit een verstelbare topstang (1) en twee opklapbare onderste hefarmen (2). De topstang en de onderste hefarmen hebben open uit- einden met klauwen, waardoor de werktuigen snel kun- nen worden aan- en afgekoppeld.
Pagina 243
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN – met mechanische regelventielen aan de achterzijde: Door gebruik te maken van de ventielen I of II aan de ach- terzijde van de tractor, kan de fronthefinrichting worden bediend via de hendels van de op afstand bediende ven- tielen.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN – met elektrohydraulische op afstand be- diende ventielen: Elektrohydraulische ventielen kunnen worden gebruikt om de aankoppelinrichting aan de voorzijde te bedienen via de hendel van de op afstand bediende ventielen of de elektronische joystick (indien gemonteerd). De werking van de elektrohydraulische hendels is gelijk aan die van de mechanische hendels.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Visuele displays EHR Wanneer u op de toets van het regelventiel op het toetsen- blok drukt, wordt in het DMD voor elk ventiel de volgende informatie weergegeven: Momentele oliestroom van het ventiel. Het gear- ceerde gebied staat voor het oliestroompercentage, en dit gebied verandert naarmate de stroom toe- of afneemt.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN EXTRA KOPPELINGEN VÓÓR (indien aanwezig) Er kunnen twee extra koppelstukken met vrouwelijke kop- pelingen van 1/2 in op de voorzijde van het frame van de hefinrichting worden gemonteerd. Op deze manier ver- krijgt men een dubbelwerkende hydraulische voorziening voor werktuigen die op de voorste 3-puntsbevestiging ge- monteerd zijn.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN EXTERNE BEDIENINGSELEMENTEN VAN DE HEFINRICHTING WAARSCHUWING Voorkom letsel! Neem ALLE onderstaande veiligheidsmaatregelen bij het gebruik van externe bedieningselementen. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel. W0420A Aan de linkerzijde van de fronthefinrichting bevinden zich externe hef/daalknoppen.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN HYDRAULISCHE AFSTANDSBEDIENINGSKLEPPEN AFSTANDSBEDIENINGSKLEPPEN OPMERKING: Zie pagina 6-90 voor de beschikbare olie- hoeveelheden wanneer externe hydraulische werktuigen aangedreven worden. De hier beschreven hydraulische regelventielen zijn van het lastmetende type. Door automatische detectie van de olievraag van het werktuig, stemmen lastmetende ventie- len de oliestroom vanaf de tractor voortdurend af op de vraag van het werktuig.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Joystickbediening (indien aanwezig) De joystick, die werkt volgens een kruispatroon, activeert de ventielen I en II. Door de joystick in een rechte lijn achteruit en vooruit te verplaatsen, activeert u ventiel nr. I. Door de joystick in een rechte lijn zijwaarts te verplaatsen, activeert u ventiel nr.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Werking van de configureerbare aanslag (in- dien gemonteerd) Uw tractor kan zijn uitgerust met één of twee regelven- tielen met configureerbare aanslagen. De draaibediening (1) wordt gebruikt om één van de vijf beschikbare aan- slaginstellingen te selecteren. Om een instelling te selecteren, de bediening draaien tot het nummer (2) op de eindkap is uitgelijnd met de marke- ring (1) op het klephuis.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN De standen Heffen, Neutraal, Dalen en Zweefstand zijn beschikbaar. Aanslagen in Heffen, Dalen en Zweefstand. Geen automatische terugkeer van de hendel in neutrale stand (kick out). *Daalstand en Zweefstand beschikbaar. Aanslagen in Heffen en Zweefstand. Geen automatische terugkeer van de hendel in neutrale stand (kick out).
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN AANSLUITEN VAN AFSTANDSBEDIENINGSCILINDERS Elk regelventiel heeft een stel vrouwelijke snelkoppelin- gen van 0.5 in. De koppelingen zijn van het zelfafdich- tende / vergrendelende type, maar staan wel toe dat de slangen van de afstandcilinders zich lostrekken in het ge- val het werktuig van de tractor losraakt.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Aansluiten van dubbelwerkende cilinders De toevoerslang van een dubbelwerkende cilinder aan- sluiten op de linker koppeling (1) op het regelventiel en de retourslang op de rechter koppeling (2). Om een dubbelwerkende cilinder uit te schuiven, de be- dieningshendel naar achteren trekken naar de hefstand (R).
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN BEDIENING MET AFSTANDSKLEPPEN Bediening van hydraulische apparatuur met continue stroom Hydraulische werktuigen die een continue stroom vragen (bijv. hydraulische motoren) moeten met de ventielkoppe- lingen verbonden worden via de toevoerslang (1), die is aangesloten op de linker koppeling, en de retourslang (2), die is aangesloten op de rechter koppeling van hetzelfde ventiel.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Gelijktijdig bedienen van meerdere op af- stand bediende ventielen of van op afstand bediende ventielen en hydraulische hefin- richting OPMERKING: Het hydraulische belastingdetectiesys- teem op uw tractor stelt de oliestroom af overeenkomstig de afzonderlijke instellingen van de stroomregelaars, tot aan de opbrengst die, afhankelijk van het motortoerental, maximaal mogelijk is.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Ontluchting van afstandcilinders Bij het aansluiten van een cilinder waarin lucht opgesloten zit, bijvoorbeeld een nieuwe cilinder of een cilinder die een tijd niet gewerkt heeft of een cilinder waarvan de slangen werden afgekoppeld, moet de cilinder ontlucht worden. Met de slangen aangesloten op de koppelingen van de op afstand bediende ventielen op de achterkant van de trac- tor, de cilinder dusdanig in positie brengen dat het slan-...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN JOYSTICKBEDIENING MET EEN VOORLADER Op machines met een frontlader als in de fabriek geïnstalleerde optie is een mechanische joystick aanwezig om de mechanische regelventielen te besturen die worden gebruikt voor het bedienen van de lader en de hulpstukken. Er kunnen maximaal twee regelventielen tegelijkertijd door de joystick bediend worden.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN HYDRAULIEKOLIEPEIL BIJ GEBRUIK VAN HYDRAULISCHE UITRUSTING OP AFSTAND WAARSCHUWING Ontsnappende vloeistof! Hydraulische vloeistof of dieselbrandstof die onder druk uit het systeem spuit, kan door de huid drin- gen en infecties of ander letsel veroorzaken. Om letsel te voorkomen: laat de druk volledig af voordat u vloeistofleidingen loskoppelt of werkzaamheden aan het hydraulisch systeem uitvoert.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Wanneer het oliepeil in de achteras tot aan het merkteken Normaal, Gemiddeld of Extra staat in het kijkglas, mogen de volgende maximale oliehoeveelheden van de achteras gebruikt worden om werktuigen aan te drijven zonder dat het systeem bijgevuld hoeft te worden: Maximale oliehoeveelheden, alle transmis- sies...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN ELEKTROHYDRAULISCHE AFSTANDSBEDIENINGSKLEPPEN (indien aanwezig) AFSTANDSBEDIENINGSKLEPPEN OPMERKING: De elektrohydraulische op afstand be- diende ventielen zijn alleen leverbaar in combinatie met het geavanceerde toetsenbord. De elektrohydraulische op afstand bediende ventielen werken op een gelijksoortige manier als de mechanische ventielen, die eerder werden beschreven.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN De hendel achteruit trekken vanuit de neutrale stand, (N), in de stand “uitschuiven” (heffen), (R) Vanuit de neutrale stand naar voren drukken naar de stand “inschuiven” (da- len), (L). De hendel volledig naar voren drukken voor de zweefstand, (F).
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN INSTELLINGEN EN AFSTELLINGEN Instelling van het maximale debiet Voor elk ventiel kan de maximale doorstroomhoeveelheid worden ingesteld met behulp van de menutoetsen op het geavanceerde toetsenbord. Om de doorstroomhoeveelheid van de op afstand be- diende ventielen in te kunnen stellen, moet de startsleutel op ON staan.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Extra displays Wanneer de verschillende functies van de elektrohydrauli- sche op afstand bediende ventielen worden geselecteerd, verschijnen overeenkomstige visuele displays op het pun- trasterdisplay. OPMERKING: De volgende illustraties hebben betrek- king op ventiel nummer 1, zie pagina 6-92 voor details over de nummering van de op afstand bediende ventie- len.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Handmatige bedrijfsmodus Wanneer de elektronische op afstand bediende ventielen in de handbedieningsmodus worden gebruikt, zonder de timerfunctie, werken ze op dezelfde manier als de eerder beschreven mechanische ventielen. LET OP: Bij het werken in de handbedieningmodus dient te worden opgelet dat de hendel van het op afstand bediende ventiel niet in de uitgeschoven of ingeschoven arreteerstand wordt gelaten wanneer de op afstand be-...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN INSTELLEN VAN TIMER-PROGRAMMA'S Tijdgeprogrammeerde functionering De tijdgeprogrammeerde werking is met name bedoeld voor de bediening van hydraulische cilinders. Met deze functie kan de bestuurder een vertraging programmeren tussen het moment waarop de bedieningshendels geac- tiveerd worden en het moment dat de oliestroom naar het werktuig wordt onderbroken.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Verplaats de bedieningshendel (2) om de cilinder (L) in te laten schuiven, het programmeerlampje stopt met knippe- ren en blijft permanent branden. De hendel vasthouden tot de cilinder de inschuifcyclus heeft voltooid en vervol- gens terugzetten in de neutrale stand. Nadat de tweede fase geprogrammeerd is, zal het lampje blijven branden.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Instelling van de prioriteit van de op afstand bediende ventielen Een op afstand bediend ventiel met oliestroomprioriteit heeft altijd voorrang boven andere op afstand bediende ventielen voor de hydraulische oliestroom. Ongeacht de vraag van de andere ventielen heeft het prioriteitsventiel altijd een constante output.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Een tijdgeschakeld programma afspelen De tijdgeprogrammeerde sequentie begint zo gauw de hendel in de uitgeschoven of ingeschoven arreteerstand wordt gezet. Wanneer het einde van de geprogram- meerde periode wordt bereikt, zal de oliestroom door het op afstand bediende ventiel worden onderbroken, de hendel van het op afstand bediende ventiel dient nu terug te worden gezet in de neutrale stand, klaar voor de volgende operatie.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Afvoeren van druk uit het systeem WAARSCHUWING Gevaar van verbrijzeling! Zorg ervoor dat niemand gewond kan raken door bewegende uitrusting bij het aflaten van de druk in het systeem. Voordat u cilinders of werktuigen loskoppelt, dient u ervoor te zorgen dat de uitrusting of het werktuig vol- doende wordt ondersteund.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN AANSLUITEN VAN AFSTANDSBEDIENINGSCILINDERS Elk regelventiel heeft een stel vrouwelijke snelkoppelin- gen van 0.5 in. De koppelingen zijn van het zelfafdich- tende / vergrendelende type, maar staan wel toe dat de slangen van de afstandcilinders zich lostrekken in het ge- val het werktuig van de tractor losraakt.
Pagina 271
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Aansluiten van dubbelwerkende cilinders De toevoerslang van een dubbelwerkende cilinder aan- sluiten op de linker koppeling (1) op het regelventiel en de retourslang op de rechter koppeling (2) op Afbeelding Om een dubbelwerkende cilinder uit te schuiven, de be- dieningshendel naar achteren trekken naar de hefstand (R).
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN BEDIENING MET AFSTANDSKLEPPEN Bediening van hydraulische apparatuur met continue stroom Hydraulische apparatuur die een continue stroom vraagt (bijvoorbeeld hydraulische motoren) moet worden ver- bonden met de onderste (1e) ventielkoppelingen, met de drukslang aangesloten op de rechter koppeling en de retourslang op het lagedrukretourcircuit (zie pagina 6-109, 'Olieretourleiding').
Pagina 273
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Gelijktijdig bedienen van meerdere op af- stand bediende ventielen of van op afstand bediende ventielen en hydraulische hefin- richting Bij gelijktijdig gebruik van twee of meer op afstand be- diende ventielen of van ventielen en de hydraulische he- finrichting, moet de oliestroom door de ventielen met be- hulp van het geavanceerde toetsenbord worden afgesteld op een gedeeltelijke doorstroming, zoals eerder beschre-...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN EXTERNE BEDIENINGSELEMENTEN VOOR DE EHR-KLEPPEN WAARSCHUWING Voorkom letsel! Neem ALLE onderstaande veiligheidsmaatregelen bij het gebruik van externe bedieningselementen. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel. W0420A De externe hydraulische bedieningsschakelaars al- •...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN HYDRAULIEKOLIEPEIL BIJ GEBRUIK VAN HYDRAULISCHE UITRUSTING OP AFSTAND WAARSCHUWING Ontsnappende vloeistof! Hydraulische vloeistof of dieselbrandstof die onder druk uit het systeem spuit, kan door de huid drin- gen en infecties of ander letsel veroorzaken. Om letsel te voorkomen: laat de druk volledig af voordat u vloeistofleidingen loskoppelt of werkzaamheden aan het hydraulisch systeem uitvoert.
Pagina 276
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Wanneer het oliepeil in de achteras tot aan het merkteken Normaal, Gemiddeld of Extra staat in het kijkglas, mogen de volgende maximale oliehoeveelheden van de achteras gebruikt worden om werktuigen aan te drijven zonder dat het systeem bijgevuld hoeft te worden: Maximale oliehoeveelheden, alle transmis- sies...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN HYDRAULISCHE POWER-BEYOND-POORT HYDRAULISCHE POWER-BEYOND VOOR EXTERNE CIRCUITS OPMERKING: Zie pagina 6-90 voor de beschikbare olie- dat, via een lastmeetleiding, de oliestroom van de hydrau- hoeveelheden wanneer externe hydraulische werktuigen lische hoofdpomp van de tractor zal controleren. aangedreven worden.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN D - Afvoer afdichting (3) Werktuigen of uitrustingen met een lagedruk/stroomre- tourleiding, bijvoorbeeld een lekleiding vanaf een hydrau- lische motor, kunnen worden aangesloten op de lage- druk-retourpoort (3). De afvoerpoort van de afdichting heeft een 3/4 BSP fitting met een O-ring (G3/4 -BS5380). R - Olieretourleiding (4) De olieretourleiding van de regelventielen van het werk- tuig moet worden aangesloten op de M27 x 2/19 (ISO...
Pagina 279
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN EXTERNE HYDRAULISCHE ISO-KOPPELIN- GEN ('POWER BEYOND') Als er vaak olietoevoer van de externe hydraulische aansluitingen nodig is, wordt geadviseerd om speciaal hiervoor bedoelde externe hydraulische ISO-koppelingen op uw tractor te laten monteren. De ISO koppeling bestaat uit drie poorten. Retourolieleiding (1) Maat koppeling: 25 Maat poort: M30x2/19...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN DRIEPUNTSHEFINRICHTING KOPPELEN VAN UITRUSTING OP DE DRIEPUNTSHEFINRICHTING OPMERKING: Alvorens een werktuig aan de driepunts- OPMERKING: Het is nodig dat de motor blijft lopen, om hef te koppelen, onderstaande tekst zorgvuldig doorle- de externe schakelaars op de spatborden te kunnen be- zen.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Aanpassing van het hefinrichtingssysteem WAARSCHUWING Gevaar van verstrikt raken! Bij het afstellen en controleren van de stangen van de hefinrichting en van de bedieningsstangen ter- wijl de motor loopt of wanneer de stangenstelsels hydraulisch of mechanisch belast wordt, dient u extreem voorzichtig te werk te gaan.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN AFSTELLING VAN HEFSTANG WAARSCHUWING Gevaar van verbrijzeling! Voordat u een mechanisch bediende hefarm of de topstang gaat afstellen, moet u het aangekoppelde werktuig neerlaten tot op de grond, de parkeerrem inschakelen en de motor uitzetten. Zorg ervoor dat het aangekoppelde werktuig juist wordt ondersteund en dat alle druk is afgelaten uit het hydraulisch systeem voordat u een borgpen verwijdert.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Zweefstand hefinrichting Dankzij de zweefstand is een beperkte verticale beweging op de onderste hefarm mogelijk wanneer gewerkt wordt met brede werktuigen of apparatuur die onafhankelijk van de onderste hefarmen moet kunnen worden verplaatst. De borgclip en ring van de onderste hefarm verwijderen. De pen (1) uit de hefstang trekken en terugsteken via de sleuf.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN AFSTELLING VAN TOPSTANG Afstelling mechanische topstang De topstang heeft een van schroefdraad voorzien mid- dengedeelte (3) waar u aan kunt draaien om de topstang langer of korter te maken als dit nodig is. De veerslui- ting (1) oplichten om het middengedeelte (3) te kunnen draaien.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Als de topstangbeugel drie gaten heeft, zal bevestiging van de stang in het middelste gat (4) de beste balans ge- ven tussen hefvermogen en penetratie in de grond. BRL6320B EINDAFSTELLING VAN FLEXIBELE KOPPELING Op het bovenvlak van ieder stanguiteinde zit een ontgren- delring (1).
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN SNELKOPPELING De Quick Hitch (snelaankoppelinrichting) bestaat uit een alternatief paar onderste hefarmen (1) en een verstelbare topstang (2). De onderste hefarmen en de topstang heb- ben open klauwuiteinden voor het snel aan- en afkoppe- len van werktuigen, zonder de cabine te hoeven verlaten. De klauwen zijn voorzien van zelfblokkerende grendels om een positieve blokkering van de aankoppelinrichting van de tractor aan het werktuig te verzekeren.
Pagina 287
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Het werktuig aan de tractor koppelen De stabilisatoren afstellen om de onderste hefarmen van de tractor op de correcte afstand van elkaar te houden, zodat ze uitgelijnd zijn met de kogelbussen die gemon- teerd zijn op de onderste aankoppelpennen van het werk- tuig.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN AFSTELLING VAN DE STABILISATOR VAN DE HEFINRICHTING WAARSCHUWING Onverwachte beweging! Breng altijd de telescopische stabilisatoren aan en stel ze af conform de instructies in deze handlei- ding voordat u stuurbaar materieel gebruikt. Dit voorkomt overmatige zijwaardse beweging van het materieel.
Pagina 289
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN AUTOMATISCHE STABILISATOREN (indien gemonteerd) Automatische telescopische stabilisatoren kunnen ge- monteerd worden in de plaats van de eerder beschreven standaard telescopische stabilisatoren. Iedere stabilisator bestaat uit een telescopisch buizensa- menstel met interne schroefdraad aan het achtereind. Het buizensamenstel is bevestigd aan een montagebeugel die is vastgeschroefd op de buitenste uiteinden van het achterashuis.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Afstellen van de stabilisator In de praktijk moet het werktuig aan de 3-puntshef wor- den gemonteerd met het deksel (4) op beide stabilisato- ren omhoog, zodat de stabilisatoren vrij in en uit kunnen schuiven. De blokker/stelhendel (2) oplichten over de wig (1) zodat de hendel zich in een rechte hoek bevindt ten opzichte van de stabilisator.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN TREKSTANGEN EN SLEEPBEVESTIGINGEN TREKSTANGEN EN SLEEPBEVESTIGINGEN WAARSCHUWING Gevaar van omslaan! De bestuurder moet op de hoogte zijn van het juiste BELASTINGSVERMOGEN van de machine, voor- dat hij de machine in gebruik neemt. Houd u altijd aan de aanbevolen belastingslimieten. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN AAN-/AFKOPPELEN VAN GETROKKEN WERKTUIGEN LET OP: In sommige streken geldt het voorschrift dat getrokken werktuigen die over de openbare weg gereden wor- den eigen remmen moeten hebben. Voordat u de openbare weg opgaat, dient u te controleren of u aan de in uw land van kracht zijnde wettelijke vereisten voldoet.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Maximaal toelaatbare belasting van de trek- Opbergen van de trekstang stang Wanneer de haak of de vorktrekstang niet in gebruik zijn, kunnen zij worden opgeborgen in een beugel aan de ach- Type trekhaak Maximale statische terkant van de tractor, of op de drager van de opstap neerwaartse belasting aan de rechterkant.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN DRAAITREKSTANGEN Er zijn twee types zwenkende trekstangen beschikbaar. Het schuiftype is geïllustreerd op Afbeelding 1. Deze trek- stang kan gemonteerd worden als deel van een trekinrich- ting of als een onafhankelijke eenheid. Het roltype, afgebeeld op Afbeelding 3, wordt aanbe- volen voor langdurig bedrijf met getrokken werktuigen met zware trekbelasting.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN De voorste bevestigingspen kan in één van de drie gaten in de trekstang worden gestoken om de afstand tussen de P.T.O.-as en het aankoppelpunt te veranderen. P.T.O.-as tot Maximale statische bevestigingspunt neerwaartse trekstang belasting Vork van trekstang boven 400 mm (15.7 in) 1140 kg (2513 lb) 350 mm (13.8 in)
Pagina 296
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN LET OP: Bij het trekken van werktuigen die hoge statische neerwaartse krachten uitoefenen, zoals aanhangers met twee wielen, enzovoorts, gat (2) gebruiken met de vork in de bovenste stand. De voorste bevestigingspen kan in één van de drie gaten in de trekstang worden gestoken om de afstand tussen de P.T.O.-as en het aankoppelpunt te veranderen.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN AUTOMATISCHE PICK-UPHAAK WAARSCHUWING Gevaar van omslaan! De bestuurder moet op de hoogte zijn van het juiste BELASTINGSVERMOGEN van de machine, voor- dat hij de machine in gebruik neemt. Houd u altijd aan de aanbevolen belastingslimieten. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Pagina 298
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN De tractor zo plaatsen dat de aankoppelhaak (2) zich on- der het oog van de trekstang van het werktuig bevindt. Draai de positieregelaar met de klok mee om de hefin- richting omhoog te brengen totdat de trekstang van het werktuig net los is van de grond.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN TREKINRICHTING ACHTER WAARSCHUWING Gevaar van omslaan! De bestuurder moet op de hoogte zijn van het juiste BELASTINGSVERMOGEN van de machine, voor- dat hij de machine in gebruik neemt. Houd u altijd aan de aanbevolen belastingslimieten. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Schuifframe met niet-draaibare trekpennen (indien gemonteerd) De getoonde trekhaken zijn uitgerust met een in de hoogte verstelbare, niet-draaibare trekpen. De borgclip (1) verwijderen en de hendel (5) oplichten tot hij in verticale stand staat. Door de hendel op te lich- ten, draaien de pennen waardoor ze vrij komen van de inkepingen in het frame.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Schuifframe met draaibare trekpennen (in- dien gemonteerd) De getoonde trekhaken zijn uitgerust met een in de hoogte verstelbare, draaibare trekpen met handmatige of automatische werking. Zie Afbeelding 3, de hoogte van de trekpen als volgt af- stellen: De hendel (2) vastgrijpen met uw rechterhand.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN WAARSCHUWING Gevaar van verbrijzeling! De veerbelaste sleeppen kan leiden tot beknel- ling van uw vingers. Bedien de ontkoppelhen- del niet met de hand. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel. W0404A De pen blijft in de hoge stand staan tot de trekstang van de aanhanger zich er onder bevindt.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Vaste trekpen (Piton) (indien gemonteerd) Een optionele vaste trekpen (piton) kan aan de onderkant van het samenstel worden aangebracht. Om een aanhanger aan de piton te koppelen, de lunspen (2) verwijderen en de borgpen (4) verwijderen. De vei- ligheidsgrendel (1) oplichten en het oog van de aanhan- gerdissel over de piton (3) laten zakken.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Schuifframe met gelaste K 80 kogel (indien gemonteerd) De afgebeelde trekhaak is uitgerust met een in de hoogte verstelbaar 80 mm kogelsamenstel. De borgclip (2) verwijderen en de hendel (1) oplichten tot hij in verticale stand staat. Door de hendel op te lichten, draaien de pennen waardoor ze vrij komen van de inke- pingen in het frame.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN AANHANGERREMSYSTEMEN PNEUMATISCHE AANHANGERREMMEN WAARSCHUWING Gevaar van verlies van controle! Rijd niet sneller dan 25 km/h (15 mph) met een aanhanger met een pneumatisch eenkringsremsysteem. Met machine-aanhangercombinaties met tweekringsremsystemen mag sneller worden gereden, maar u moet zich te allen tijde aan de ter plaatse geldende voorschriften houden. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Pagina 306
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Werking Wanneer de motor gestart wordt met een aanhanger aan- gesloten op het pneumatische remsysteem van de tractor, de wielen blokkeren en de parkeerrem en voetremmen loslaten. Het waarschuwingslampje (1) gaat branden tot er een luchtdruk van 4.5 - 5.5 bar (65 - 80 psi) is opge- bouwd.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Systeem met dubbele leiding Bij een aanhanger met remsysteem met dubbele leiding, de toevoerslang aansluiten op de rode koppeling (1) en de slang van de stuurlijn op de gele koppeling (2). LET OP: Het systeem met dubbele leiding zal alleen wer- ken wanneer zowel de rode als de gele leidingen zijn aan- gekoppeld.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN PNEUMATISCHE AANHANGERREMMEN (alleen Italië) Dit systeem werkt hetzelfde als het eerder beschreven systeem met dubbele leiding, behalve dat er een gecombi- neerde dubbele koppeling wordt gebruikt. Lees alle voorgaande tekst over de pneumatische aanhangerremmen plus de volgende informatie: De koppeling wordt beschermd door een metalen deksel (1).
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN REGELING VAN AANHANGERREMVOORBELASTING Deze bediening (indien gemonteerd) wordt zodanig inge- steld dat de remkracht naar de aanhanger maximaal is. Onder de meeste omstandigheden zal de bediening in deze stand blijven en voor een goed gebalanceerde rem- werking zorgen.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN HYDRAULISCHE AANHANGERREMMEN OPMERKING: Het bruto treingewicht, d.w.z. de tractor plus aanhanger(s) en/of het gewicht van de aanhanger apart mogen de door de lokale wetgeving opgelegde gewichtslimieten met betrekking tot het gebruik van aanhangers niet overschrijden. De hydraulische remmen van de aanhanger kunnen op het hydraulische systeem worden aangesloten via een snelkoppeling (1) op de achterkant van de tractor.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN HYDRAULISCHE AANHANGERREMMEN (alleen Italië) OPMERKING: Het bruto treingewicht, d.w.z. de tractor plus aanhanger(s) en/of het gewicht van de aanhanger apart mogen de door de lokale wetgeving opgelegde gewichtslimieten met betrekking tot het gebruik van aanhangers niet overschrijden.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN RUPSBANDAFSTELLING SPOORBREEDTEVERSTELLING VÓÓR OPMERKING: Als de instelling van het wielspoor veranderd wordt ten opzichte van de oorspronkelijke fabrieksinstel- ling, kan het nodig zijn de positie van de lichten aan te passen of hulpverlichting te monteren om aan de wettelijke voorschriften te voldoen.
Pagina 313
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Instellingen van de spoorbreedte bij voor- wielen van 24" en 28" De getoonde doorsnedetekeningen illustreren de standen van de wielvelg en schijf ten opzichte van de naaf bij ver- schillende spoorbreedtes. De volgende spoorbreedtes kunnen verkregen worden: Positie Spoorbreedte 1560 mm (61.4 in)
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Bij niet-afstelbare voorwielen Tractoren die zijn uitgerust met niet-afstelbare wielen bie- den de keuze uit twee spoorinstellingen. Om de spoor- breedte te veranderen, de beide voorwielen omwisselen om de spoorbreedte smaller (A) of breder (B) te maken, al naar vereist.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN UITLIJNING VAN DE VOORWIELEN Na het afstellen van de spoorbreedte is het mogelijk dat de voorwielen opnieuw moeten worden uitgelijnd. Voor een juiste werking moeten de voorwielen parallel staan. Meet de afstand tussen de wielvelgen ter hoogte van de naven aan de voorkant van de wielen.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN STUURAANSLAGEN In de as bevinden zich twee ingebouwde stuurstops, aan elke kant één. De stops zijn instelbaar en dienen zoda- nig te worden afgesteld dat een minimum speling van 20 mm (0.79 in) tussen de banden en enig deel van de trac- tor blijft bij volledige naar links en naar rechts gedraaide wielen met de as volledig gearticuleerd.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN SPATBORD VÓÓR Er zijn twee types optionele voorspatborden leverbaar, die beide een breed afstelbereik bieden, om aangepast te kunnen worden aan verschillende bandenmaten en spoorbreedtes. De methode van afstelling is voor beide types vrijwel gelijk, in de volgende tekst wordt de instelling van het stuurbare voorspatbord beschreven.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Zijwaartse verstelling, spatbord Met de spatborddraagbout (1) en de beugelbevestigings- punten (2) onder het spatbord, is verdere zijwaartse af- stelling mogelijk, zodat de spatborden over de band ge- centreerd kunnen worden. OPMERKING: Een tweede spatborddraagbout (niet afge- beeld) bevindt zich aan de andere kant van de draagbeu- gel.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN SPOORBREEDTEVERSTELLING ACHTER FLENSAS (indien aanwezig) WAARSCHUWING Zware onderdelen! De wielen zijn zeer zwaar. Ga er voorzichtig mee om. Zorg ervoor dat de wielen, wanneer u ze opslaat, niet kunnen omvallen en daardoor tot letsel kunnen leiden. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Schijftypes Er zijn drie verschillende ontwerpen middenschijf, afhan- kelijk van de bandenmaat en het tractormodel. U ziet hier de volgende middenschijven afgebeeld: Vierkante middenschijf - variabel spoor (type 1) Ronde middenschijf - variabel spoor (type 2) Ronde middenschijf - vast spoor (type 3) Het type middenschijf dat is aangebracht, is van invloed op de spoorbreedte-instelling.
Pagina 321
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN De getoonde doorsnedetekeningen illustreren de standen van de wielvelg en schijf ten opzichte van de naaf bij ver- schillende spoorbreedtes. Bij het opnieuw monteren of afstellen van een wiel, de bouten tot de volgende aanhaalkoppels aanhalen en ver- volgens nog een keer controleren na 1 uur met de tractor te hebben gereden en vervolgens na 50 bedrijfsuren.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Spoorinstellingen - Vaste velg (type 3) Er kan een spoorbreedtewijziging van ongeveer 50 mm (2.0 in) aan elke kant worden verkregen door de wielen onderling te verwisselen. Spoorinstelling Schijftype 3 (band 18.4 x 38) 1740 mm (68.5 in) 1824 mm (71.8 in) OPMERKING: Afhankelijk van het velgtype kunnen de bovenstaande instellingen afwijken met ongeveer 10 mm...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN STAAFAS (indien aanwezig) WAARSCHUWING Gevaar van omrollen! Gebruik de machine nooit met een losse wielvelg of -schijf. Haal de moeren altijd aan met het voor- geschreven moment en met de aanbevolen intervallen. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel. W0346A Voor verlengde assen wordt dezelfde methode van afstel- ling gebruikt, maar met het bijkomende voordeel dat het...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN EEN WIEL VERPLAATSEN OP DE STEEKAS Blokkeer de voorwielen, krik de achteras omhoog en on- dersteun de as. De spoorbreedte wordt ingesteld door het complete wiel/ naafsamenstel te verschuiven op de steekas. Draai de twee middelste keilbouten (1) Afbeelding 2 on- geveer 12 mm (0.5 in) los.
Pagina 325
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN AFSTELLEN SPOORBREEDTE met verlengde as van 98 in en verstelbare wielen Wielafstel- Schijftypes 1 en 2 ling op pagina 6-151 1470 - 2220 mm (57.87 - 87.40 in) 1570 - 2320 mm (61.81 - 91.34 in) 1674 - 2424 mm (65.91 - 95.43 in) 1774 - 2524 mm (69.84 - 99.37 in) 1870 - 2620 mm (73.62 - 103.15 in)
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN met verlengde as van 98 in en vaste wielen Wielafstel- Schijftype 3 ling op pagina 6-151 1740 - 2180 mm (68.50 - 85.83 in) 1824 - 2264 mm (71.81 - 89.13 in) SS10D216 Aanhaalkoppels bevestigingsmiddelen ach- terwielen Bij het opnieuw monteren of afstellen van een wiel, de bouten tot de volgende aanhaalkoppels aanhalen en ver-...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN BALLASTGEWICHTEN EN BANDEN BALLASTGEWICHTEN EN BANDEN ALGEMEEN kent dat om een optimale tractorprestatie te behouden, er ballast moet worden toegevoegd of verwijderd. Correcte Een optimale tractorprestatie is afhankelijk van een juiste ballast zal de werking en het rijgedrag van de tractor aan- selectie van ballastgewichten en banden.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN voorwielen tenminste 20 % van het totale tractorgewicht Bij gebruik van aan de voorzijde gedragen werktuigen kan bedragen. het nodig zijn gewicht aan de achterwielen toe te voegen om de tractie en de stabiliteit te handhaven. WAARSCHUWING Ballastbeperkingen Gevaar tijdens het rijden!
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Maximaal toelaatbare gewichten en aslasten met vooras Achteras Maximum bruto voertuiggewicht Zwaar gebruik 9000 kg (19842 lb) Klasse 3 Klasse 4 Zwaar gebruik 9000 kg (19842 lb) LET OP: In sommige landen kunnen voorschriften met betrekking tot het remvermogen lagere grenzen aan het bruto voertuiggewicht voor wegtransport opleggen dan de waarden die in bovenstaande tabel zijn vermeld.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN IJZEREN GEWICHTEN (indien aanwezig) WAARSCHUWING Gevaar van verbrijzeling! Contragewichten zijn zeer zwaar. Gebruik altijd een gecertificeerde hefinrichting voor het verwijde- ren en aanbrengen van de contragewichten. Zorg ervoor dat de bevestigingsmiddelen waarmee de contragewichten op de machine zijn bevestigd, juist zijn aangebracht en de klembouten volledig zijn aangehaald voordat u de machine bedient.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN FRONTGEWICHTEN Trekhaak Als er geen frontgewichten en gewichtendrager gemon- teerd zijn, is er een trekhaak met trekpen (1) leverbaar die direct aan de voorasdrager bevestigd kan worden met bouten. TA35 Drager zonder gewichten voor standaard en geveerde 90.4 kg (199 lb) vooras voor Supersteer vooras...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Installeren van frontgewichten De gewichten worden samengeklemd door middel van de lange doorgaande bouten (1) en (3) en op de drager vast- gezet met behulp van de klembouten (2). De gewichten kunnen als complete set verwijderd worden met behulp van een geschikte hijsuitrusting.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN VLOEIBARE BALLAST Het vullen van de voor- en achterbanden met vloeistof- WAARSCHUWING ballast is een handige manier om gewicht toe te voegen. Gevaarlijke chemicaliën! Aanbevolen wordt een oplossing van calciumchloride en Voeg LANGZAAM calciumchloridevlokken toe water te gebruiken.
Pagina 334
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Achterbandballast Totaal gewicht van Bandenmaat Water Calciumchloride oplossing 16.9R - 34 270 l (71 US gal) 162 kg (357 lb) 432 kg (952 lb) 18.4R - 34 292 l (77 US gal) 175 kg (386 lb) 467 kg (1030 lb) 176 l (46 US gal) 105 kg (231 lb)
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN BANDENSPANNING Na ontvangst van uw tractor, en daarna om de 50 be- Een band die leeggelopen is of die veel te weinig is • drijfsuren of wekelijks de bandenspanning controleren. opgepompt, niet opnieuw oppompen voordat hij op De op uw tractor gemonteerde banden kunnen al dan niet beschadigingen geïnspecteerd is door een gekwa- een binnenband bezitten.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN BANDENSPANNINGEN EN TOEGESTANE BELASTINGEN De prestatie van radiaalbanden wordt aangegeven door een Belastingsindex en een Snelheidssymbool die de Ply rating, die in het algemeen op diagonaalbanden staat aangegeven, vervangt. De afbeelding toont standaard markeringen die op de zijwand van radiaalbanden ge- vonden worden.
Pagina 337
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN Bandenspanning Banden- Belastings- 12 psi 15 psi 18 psi 20 psi 23 psi Max. weg- maat index snelheid Belastingsvermogen per band (lbs.) @ MPH 25 mph 133A8 3306 3615 3924 4232 4541 420/70 R28 133B 3615 3924 4232...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN EXTRA ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN DIAGNOSEAANSLUITING Uw tractor heeft twee diagnoseaansluitingen (1), op het achterste cabinepaneel achter de stoel en op de rechter C-stijl. LET OP: Alleen voor gebruik door de dealer. Deze aan- sluitingen zijn bedoeld voor gebruik door de dealers, voor de aansluiting van diagnoseapparatuur op de elektrische besturingssystemen van de tractor.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN ELEKTRISCHEVOEDINGSCONNECTOREN INTERNE VOEDINGSCONNECTOREN Afhankelijk van de specificatie is de tractor uitgerust met een aantal elektrische connectors die voor verschillende toepassingen dienen. Deze connectors zijn: 3-pins contactdoos ISO werktuigcontactdoos. Levert constante en bij omge- draaide startsleutel spanningvoerende voeding. Pin nr.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN HULPCONTACTDOZEN Contactdoos sigarettenaansteker Voor mobiele telefoon of koelbox (indien gemonteerd). Deze contactdoos kan ook gebruikt worden met een si- garettenaansteker, raadpleeg uw erkende dealer. Stroomwaarde: 8 A SS10J103 Enkelpolige contactdoos Stroomvoerend met startsleutel op 'aan'. Stroomwaarde: 8 A LET OP: Om te verzekeren dat de schroefklemmen en verbindingskabels niet te heet worden wanneer er stroom-...
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN EXTERNE VOEDINGSCONNECTOREN 3-pins werktuigcontactdoos Alle tractoren met cabine zijn standaard uitgerust met een 3-pins contactdoos (1) op de achterkant van de tractor. 25 A voeding Massa 10 A voeding (geschakeld via sleutel) SS11A090 Contactdoos zwaailicht Op de achterkant van de cabine bevinden zich twee con- tactdozen voor het zwaailicht, één aan iedere kant.
Pagina 342
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN 6-174...
7 - ONDERHOUD 7 - ONDERHOUD ALGEMENE INFORMATIE INLEIDING In dit deel vindt u gedetailleerde informatie over de onderhoudsprocedures die gevolgd moeten worden om uw tractor in optimale staat te houden. VEILIGHEIDSMAATREGELEN GEDURENDE DE EERSTE 50 BEDRIJFSU- WAARSCHUWING Naast de reguliere onderhoudswerkzaamheden, dient u Bewegende delen! tijdens de eerste 50 bedrijfsuren elke 10 uur of dagelijks Schakel de aftakas uit, zet de motor uit en...
7 - ONDERHOUD BRANDSTOFEISEN Diesel De motor op uw tractor is van geavanceerd design en ver- Bij gebruik van dieselbrandstof met een zwavelgehalte enigt betrouwbare prestaties met een zuinig brandstof- van meer dan 5 mg/kg moeten de olie en filters vaker verbruik.
7 - ONDERHOUD DEF/AdBlue® Opslag, behandeling en transport LET OP: Opslagtemperaturen boven 30 °C (86 °F) zullen de opslaglevensduur van DEF/AdBlue® aanzienlijk ver- minderen. DEF/AdBlue® heeft een opslaglevensduur van 6-12 maanden. Zie de S tabel hieronder. Om HELF LIFE DEF/AdBlue® in een bruikbare conditie te houden, dient aan bepaalde opslagvereisten te worden voldaan. Sla het product op bij een temperatuur tussen -11 °C (12 °F) en 30 °C (86 °F).
NIET GOEDGEKEURD voor ge- len biedt, met name als zwavel en aromaten uit de bruik in mengsels voor welk NEW HOLLAND AGRICUL- brandstof worden verwijderd. TURE product dan ook. Biodiesel heeft een hoger cetaangetal en brandt •...
De biodieselbrandstof moet worden betrokken van een betrouwbare leverancier die verstand heeft van het LET OP: NEW HOLLAND AGRICULTURE kan de garan- product en die een acceptabele brandstofkwaliteit kan tie nietig verklaren als het probleem te wijten is aan een garanderen.
7 - ONDERHOUD VERVERSEN VAN MOTOROLIE OPMERKING: Het normale 600-uurs interval voor verversing van de motorolie en vervanging van het filter is afge- beeld op pagina 7-40. Bepaalde factoren kunnen echter van invloed zijn op het olieverversingsinterval: Bedrijf bij lage temperaturen Weinig bedrijfsuren Voor motoren die werken bij temperaturen lager dan -12 Indien de machine weinig bedrijfsuren draait, moet de olie...
7 - ONDERHOUD VEILIGHEIDSMECHANISMEN WAARSCHUWING Bewegende delen! Breng alle afschermingen en panelen aan nadat servicewerkzaamheden zijn uitgevoerd of nadat de machine is gereinigd. Werk nooit met de machine als daarvan panelen of afschermingen zijn verwij- derd. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel. W0135A Motorkap Voor de veiligheid moet de motorkap worden gesloten en...
7 - ONDERHOUD Accudeksel Open om toegang te verkrijgen tot de accu de borgpen (1) aan de rechter trede. SS11H247 Zet de rechter trede omhoog en zet deze vast met een geschikte kabel. SS11H280 Om het accudeksel vast te houden, de bevestigings- schroef (1) tegen de klok in losdraaien en het deksel verwijderen.
7 - ONDERHOUD Deksel hoofdvoedingszekering, maxizeke- ringen (startmotor) Om toegang te krijgen tot de maxizekeringen verwijdert u het deksel (2) van de startmotor. Draai de 13 mm moer (1) los en verwijder deze en licht vervolgens het deksel van de startmotor. Na het vervangen van een zekering dient u zich ervan te verzekeren dat het deksel en de moer zijn teruggeplaatst, dit om de vorming van stof of vuil rond de zekeringen te...
Er is een biologisch afbreekbare olie goedgekeurd voor gebruik in de transmissie, de 4WD-vooras en -naven en het hydraulische systeem van uw tractor. Alhoewel de olie voor 90 % biologisch afbreekbaar is, is het belangrijk veilige praktijken voor hantering en afvalverwerking te volgen. De NEW HOLLAND A MULTI BIO olie is verkrijgbaar bij de erkende dealer. MBRA Biologisch afbreekbare olie mag niet in combinatie met andere oliesoorten gebruikt worden.
7 - ONDERHOUD Zwavel in de brandstof Het vervangingsinterval van de motorolie en het filter zijn vermeld in het deel Smering en Onderhoud in de bedie- ningshandleiding. De plaatselijk verkrijgbare brandstof kan een hoog zwavelgehalte hebben; in dit geval moet het vervangingsinterval voor olie en filter als volgt worden aangepast: Zwavelgehalte Interval olieverversing...
(B) links en rechts onder de achteras. Zorg er- voor dat de vooras is geblokkeerd. SS11M213 ALGEMENE SPECIFICATIES INTERNATIONALE AANBEVOLEN VLOEISTOFFEN EN TOEPASSINGEN SPECIFICATIE SPECIFICATIE AANBEVOLEN MOTOROLIE NEW HOLLAND A CJ-4 MBRA NITEK ENGINE OIL 10W-40 NEW HOLLAND A CJ-4 MBRA...
7 - ONDERHOUD CAPACITEITEN T6.120/140 T6.150 T6.160 4 cilinders BRANDSTOFTANK 175 l (46.2 US gal) DEF/ AdBlue®-TANK 37 l (9.8 US gal) 21 l (5.5 US gal) KOELSYSTEEM MOTOR (inclusief filter) 10 l (2.64 US gal) TRANSMISSIE/ACHTERAS/HYDRAULISCH SYSTEEM 16x16 62 l (16.4 US gal) 65.5 l (17.3 US gal)
7 - ONDERHOUD WANNEER HET WAARSCHUWINGSLAMPJE OPLICHT VERVANG HET BUITENSTE ELEMENT VAN HET MOTORLUCHT- FILTER Vervanging van het buitenelement moet worden uitgevoerd wanneer het symbool voor verstopping van het filter op het puntrasterdisplay verschijnt of om de 600 bedrijfsuren, wat het eerste is.
7 - ONDERHOUD WATERAFSCHEIDER VAN HET BRANDSTOFSYSTEEM LET OP: Alvorens onderdelen van het brandstofinspuitsys- teem los te koppelen of los te draaien, dient u het betref- fende gebied grondig schoon te maken om vervuiling te voorkomen. Als het symbool in het puntrasterdisplay verschijnt, bete- kent dit dat er water in het brandstofbezinkingsfilter zit, u dient het samenstel van brandstoffilter en bezinkingskolf onmiddellijk af te tappen:...
7 - ONDERHOUD CONTROLEER HET REMVLOEISTOFNIVEAU Wanneer het indicatielampje op het instrumentenpaneel gaat branden, dient u het vloeistofpeil in het reservoir te controleren. Het reservoir bevindt zich onder de achterkant van de mo- torkap, aan de rechterkant, en levert olie aan de achterrem- men en voorremmen (indien gemonteerd).
7 - ONDERHOUD OM DE 10 UUR OF ELKE DAG CONTROLEER HET MOTORKOELVLOEISTOFNIVEAU WAARSCHUWING Gevaar van verbranding! Verwijder altijd de dop van de overlooptank VOORDAT u de vuldop verwijdert. Verwijder de doppen nooit terwijl de motor draait of wanneer de koelvloeistof heet is. Schakel de motor uit en laat het systeem afkoelen.
7 - ONDERHOUD CONTROLEER HET MOTOROLIEPEIL Het oliepeil controleren met de tractor op een vlakke on- dergrond geparkeerd en nadat de motor voor minstens 5 min is afgezet. De peilstok uit de linkerkant van de motor ha- len, schoonvegen en opnieuw volledig inste- ken.
7 - ONDERHOUD CONTROLEER HET RESERVOIR VAN DE RUITENSPROEIER VÓÓR Het reservoir voor de ruitensproeiers bevindt zich onder de achterkant van de cabine, aan de linkerkant. De rui- tensproeiers van voorruit en achterruit gebruiken hetzelfde reservoir. De dop (1) verwijderen vullen en met een reinigingsoplos- sing tot aan de bocht in de vulnek.
7 - ONDERHOUD EERSTE 50 UUR SERVICEWERKZAAMHEDEN Bij de eerste 50-uurs servicebeurt dient u verschillende onderhoudswerkzaamheden te laten uitvoeren door uw er- kende dealer. Deze werkzaamheden zijn vermeld in de 'Eerste 50- uurs servicebeurt' checklist, zie pagina 11-1. Controle motoroliepeil •...
7 - ONDERHOUD OM DE 50 UUR REINIG HET CABINELUCHTFILTER De lucht die door de ventilator in de cabine wordt gezogen, passeert door drie filters, twee extern gemonteerd en één recirculatiefilter dat in de cabine geplaatst is. Schakel, voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de filters, de aanjager uit, sluit het dakluik, alle ramen en één portier.
7 - ONDERHOUD Externe filters – Cabine met laag profiel De twee filters bevinden zich aan de achterkant van de ca- bine. Schroef de bevestigingsclip (2) los en laat het filter- deksel zakken. Het filter voorzichtig uit het huis verwijderen en erop letten dat het element niet beschadigd wordt.
7 - ONDERHOUD REINIGEN VAN KOELERGEDEELTE WAARSCHUWING Vliegende resten! Draag gedurende het reinigen oogbescherming en beschermende kleding. Zorg ervoor dat er zich geen omstanders in de omgeving bevinden. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel. W0364A Controleer alle kernen op opgehoopt kaf of blokkeringen.
7 - ONDERHOUD ALLE SMEERNIPPELS Alle scharnierpunten oliën en alle smeernippels doorsme- ren met behulp van een vetspuit zoals getoond op de af- beeldingen. Zie pagina 7-12 voor de correcte vetspecificatie. Rechter en linker hefstang (met verstelling via spanmoer) De smeernippels doorsmeren met een vetspuit, zoals ge- toond.
7 - ONDERHOUD Voorste schommelpen (standaard 4WD as) De smeernippels doorsmeren met een vetspuit, zoals ge- toond. BSE3023A Achterste schommelpen (standaard 4WD as) De smeernippels doorsmeren met een vetspuit, zoals ge- toond. BSE3024A Scharnier spoorstang (4WD as met ophanging) De smeernippels doorsmeren met een vetspuit, zoals ge- toond.
7 - ONDERHOUD Schommelpen (geveerde 4WD as) De smeernippels doorsmeren met een vetspuit, zoals ge- toond. BAIL09MAX019AVA Cardankoppeling van aandrijfas (assen met ophanging ) De smeernippels doorsmeren met een vetspuit, zoals ge- toond. BSE2861A Stuurcilinders (alle 4WD assen) De smeernippels doorsmeren met een vetspuit, zoals ge- toond.
Pagina 372
7 - ONDERHOUD Bovenste zwenklagers, ashuis en stuurcilinderuiteinde (alle 4WD assen) De smeernippel doorsmeren met een vetspuit, zoals ge- toond. OPMERKING: Op de afbeelding is het linker zwenklager weergegeven. Er zit een identieke smeernippel op het rechter zwenklager. BSE2846A Onderste zwenklagers (alle 4WD assen) De smeernippel doorsmeren met een vetspuit, zoals ge- toond.
Pagina 373
7 - ONDERHOUD Trekhaak achterzijde (type met automatische aankoppeling) De smeernippels doorsmeren met een vetspuit, zoals ge- toond. BSE3018A Trekhaak achterzijde (met schuifframe) De smeernippel doorsmeren met een vetspuit, zoals ge- toond. TA55 Geïntegreerde hefinrichting voorzijde De smeernippels doorsmeren met een vetspuit, zoals ge- toond.
7 - ONDERHOUD CONTROLEER DE WIELMOEREN VOOR EN ACHTER De aanhaalspanning van de wielmoeren van voor- en achterwielen controleren met behulp van een momentsleutel (met een koppelvermenigvuldiger, indien vereist). De voorgeschreven aanhaalwaarden staan in de bijgaande tabellen: Vierwielaandrijving - Verstelbare voorwielen Moeren voorwielschijf - naaf 210 Nm (155 lb ft) Moeren voorwielschijf - velg...
7 - ONDERHOUD CONTROLEER DE BANDENSPANNING EN DE STAAT VAN DE BANDEN Met het ventiel aan de bovenkant, de spanning van de voor- en achterbanden controleren en aanpassen. Profiel en zijvlakken controleren op eventuele beschadigingen. De bandenspanning aanpassen aan de te dragen belasting aan.
7 - ONDERHOUD OM DE 100 UUR INSPECTEER DE POLY-V-RIEM WAARSCHUWING Gevaar van verstrikt raken! Schakel altijd de motor uit en schakel altijd de parkeerrem in voordat u een aandrijfriem of -ketting controleert en/of afstelt, tenzij de instructies in deze handleiding expliciet aangeven dat u hiervan moet afwijken.
7 - ONDERHOUD Pneumatische aanhangerrem De compressor wordt alleen gemonteerd in combinatie met de pneumatische aanhangerrem. De riem (3) over de ge- hele lengte inspecteren op schaafplekken, barsten, sne- den en slijtage in het algemeen. Neem in geval van twijfel contact op met de dealer om een nieuwe riem te monteren.
7 - ONDERHOUD OM DE 300 UUR CONTROLEER HET NIVEAU VAN DE ACCUVLOEISTOF WAARSCHUWING Accugassen kunnen exploderen! Ga als volgt te werk om een explosie te voorkomen: 1. Koppel altijd eerst de minkabel (-) van de accu los. 2. Sluit de minkabel (-) van de accu altijd als laatste aan. 3. Sluit de accupolen niet kort met metalen voorwerpen.
Pagina 379
7 - ONDERHOUD Om het accudeksel vast te houden, de bevestigings- schroef (1) tegen de klok in losdraaien en het deksel verwijderen. SS11H276 De borgmoeren (1) losdraaien en de accuklem ver- wijderen. De negatieve kabel (2) losmaken van de accuklem en naar opzij verplaatsen.
7 - ONDERHOUD STEL DE HANDREM AF De voorwielen blokkeren, de achterkant van de tractor op- krikken en de achterwielen ondersteunen zodat ze net bo- ven de grond zijn. De rempedalen ontgrendelen. De handrem zover aantrekken dat hij in de 4e inkeping van de sector vergrendelt.
7 - ONDERHOUD CONTROLEER HET OLIEPEIL VAN HET VOORASDIFFERENTIEEL VOOR DE 4WD EN VAN DE NAVEN Vooras Verwijder de gecombineerde niveau/vuldop (1) en contro- leer of de olie tot aan de onderkant van de opening staat. Vul indien nodig via de opening schone olie toe en plaats de dop terug.
7 - ONDERHOUD OM DE 600 UUR VERVERS DE MOTOROLIE EN VERVANG HET MOTOROLIEFILTER WAARSCHUWING Gevaar van verbranding! Wees uiterst voorzichtig om niet in aanraking te komen met hete vloeistoffen. Laat de vloeistof wan- neer ze zeer heet is, afkoelen tot lauwwarm voordat u verdergaat. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Pagina 383
7 - ONDERHOUD De peilstok/vuldop verwijderen en vullen met de correcte hoeveelheid verse olie, zoals hier- onder beschreven. U ervan verzekeren dat de olie van de juiste graad en viscositeit is. De motor starten en 3 min stationair laten draaien en de motor vervolgens stoppen. De aftappluggen en de zones rond de oliefilters op lekken controleren.
7 - ONDERHOUD VERVANG HET BRANDSTOFVOORFILTER EN HET BRANDSTOFFILTERELEMENT BRANDSTOFVOORFILTER OPMERKING: Alvorens onderdelen van het brandstofin- spuitsysteem los te koppelen of los te draaien, dient u het betreffende gebied grondig schoon te maken om vervuiling te voorkomen. Het primaire (3) en secundaire (4) brandstoffilter zijn alle- bei van het wegwerptype.
7 - ONDERHOUD Het contactoppervlak van de wateraftapplug smeren en terug op het filter plaatsen. De plug draaien tot hij in contact is met het filter en vervolgens nog een kwart slag verder. Niet te strak vastdraaien. BRL6302B Voor het verwijderen en vervangen van het secun- daire brandstoffilter op dezelfde manier te werk gaan, zonder stap 1.
7 - ONDERHOUD VERVANG HET OLIEFILTER VAN DE VOEDINGSPOMP Alle filters zijn onder de rechterkant van de cabinevloer ge- monteerd. Er zijn twee filters, het hoofdfilter (3) met vervangbare pa- troon, en het laadpompfilter (1) dat van het wegwerptype OPMERKING: De hoofdfilterpatroon (3), zie afbeelding, moet iedere 1200 bedrijfsuren worden vervangen en wordt beschreven op pagina 7-48.
7 - ONDERHOUD CONTROLEER DE AANSLUITINGEN VOOR DE MOTORINLAAT- LUCHT Werkend langs beide zijden van de motor alle verbindingen van het luchtinlaatsysteem op dichtheid controleren. Via de linkerkant van de motor de luchtfilterinlaatverbin- dingen controleren op punt (1) en (2). Niet te strak vast- draaien.
7 - ONDERHOUD CONTROLEER DE KOPPELINGEN VAN DE LEIDINGEN VAN DE TRANSMISSIEOLIEKOELER De toevoer- en retourleidingen van de transmissieoliekoe- ler, onder en achter de koelerradiateur, zijn voorzien van snelkoppelingen. Verzeker u ervan dat deze goed zijn af- gedicht en dat er geen tekenen van olielekkage zijn. BAIL08CCM040AVA Nog eens twee snelkoppelingen vindt u op de toevoer- en retourleidingen van de transmissieoliekoeler naast het mo-...
7 - ONDERHOUD OM DE 1200 UUR OF JAARLIJKS VERVANG DE CABINELUCHTFILTERS Externe filters – Luxe cabine Om het externe filter te verwijderen, de duimschroef op de voorzijde van het filterhuis losdraaien. De behuizing naar beneden laten vallen en het filterelement (2) eruit lichten. De filterelementen op de juiste wijze als afval verwerken.
7 - ONDERHOUD Installeer het nieuwe filterelement en zorg ervoor dat de pijl op het filter naar de achterkant van de tractor toe wijst. Zet het filterdeksel terug. OPMERKING: Let op het filterelement gedurende de mon- tage niet te beschadigen. BSE2866A VERVANGEN VAN HOOFDOLIEFILTERPATROON Het filter is onder de rechterkant van de cabinevloer ge-...
7 - ONDERHOUD VERVERS DE TRANSMISSIE-/ACHTERASOLIE EN DE HYDRAULISCHE OLIE Alvorens de olie te verversen, de motor laten draaien en het hydraulische systeem laten werken tot de olie warm is. De tractor op een vlakke ondergrond parkeren, de 3-puntsbevestiging laten zakken en de motor stoppen. De parkeerrem aantrekken en de wielen aan beide zijden blokkeren.
Pagina 392
7 - ONDERHOUD Zie de pagina's 7-12 en 7-13 voor de correcte oliespecifi- catie en -capaciteit. 7-50...
7 - ONDERHOUD VERVERS DE OLIE VAN HET 4WD-DIFFERENTIEEL De tractor op een vlakke ondergrond parkeren en de par- keerrem inschakelen. De aftapdop (1) verwijderen en alle olie aftappen in een voor dit doel geschikte bak. De olie op correcte wijze als afval verwerken.
7 - ONDERHOUD VERVERS DE OLIE VAN DE NAAF VAN HET PLANETAIRE TANDWIELSTELSEL VOOR DE 4WD Parkeer de tractor op een vlakke ondergrond en schakel de parkeerrem in. De olie verversen: Breng het wiel zodanig in positie dat de vul/af- tap/niveaudop (1) op het laagste punt staat.
7 - ONDERHOUD SMEER HET LAGER VAN DE ACHTERAS De smeernippel doorsmeren met een vetspuit, zoals ge- toond. Meerdere pompslagen van een standaard, handbediende vetspuit, zouden voldoende moeten zijn om een adequate smering te leveren. For best possible results please apply the grease, then rotate the wheels through 120 °...
7 - ONDERHOUD OM DE 1200 UUR OF ELKE 2 JAAR CONTROLEER HET NIVEAU VAN DE ACCUVLOEISTOF WAARSCHUWING Accugassen kunnen exploderen! Ga als volgt te werk om een explosie te voorkomen: 1. Koppel altijd eerst de minkabel (-) van de accu los.
Pagina 397
7 - ONDERHOUD Om het accudeksel vast te houden, de bevestigings- schroef (1) tegen de klok in losdraaien en het deksel verwijderen. SS11H276 De borgmoeren (1) losdraaien en de accuklem ver- wijderen. De negatieve kabel (2) losmaken van de accuklem en naar opzij verplaatsen.
7 - ONDERHOUD VERVANG HET BINNENSTE ELEMENT VAN HET MOTORLUCHT- FILTER Het luchtfilter is toegankelijk via de linkerzijde van de motor. Maak de drie borgclips (1) los en licht het dek- sel van het luchtfiltersamenstel op. BRK5494B Het buitenelement (1) uit het luchtfiltersamen- stel verwijderen door het uiteinde van het filter voorzichtig met de klok mee te draaien om de afdichting los te maken.
7 - ONDERHOUD CONTROLEER DE SPELING VAN DE KLEPSTOTER Het verdient de aanbeveling de klepstoterspeling te laten controleren en afstellen door uw erkende dealer, aange- zien er speciale gereedschappen voor nodig zijn om de krukas in de juiste stand te draaien voordat de klepspe- ling gecontroleerd kan worden.
Deze bescherming wordt verkregen door het sys- teem af te tappen en te spoelen en het opnieuw te vul- len met een 50 % oplossing van NEW HOLLAND A MBRA of, wanneer deze antivries niet verkrijgbaar is, met GRIFLU een afgemeten hoeveelheid chemische corrosieweerder.
Pagina 401
7 - ONDERHOUD De regelknop van de verwarming op de maxi- mumstand draaien (helemaal met de klok mee). BRH3226B De dop van de recuperatietank en de radia- teurdop verwijderen. Dit verhoogt ook de af- tapsnelheid. De onderste radiateurslang losmaken en alle koelvloeistof aftappen en opvangen in een hier- voor geschikte bak.
7 - ONDERHOUD Vul het koelsysteem met een mengsel van an- tivries en schoon, zacht water. Voeg langzaam koelvloeistof toe via de vulopening van de radi- ateur, tot de koelvloeistof tot aan de onderkant van de vulopening staat. Zet de radiateurdop terug en vul het systeem bij via de koelvloeistofrecuperatietank, zet de dop terug.
7 - ONDERHOUD Na het vullen van het systeem - alle soorten koelvloeistof Inspecteer de slangen en verbindingen van het koelsysteem om lekken op te sporen. Vul de koelvloeistofrecuperatietank tot de vul- markering 'koud' (1) en zet de dop terug. Start de motor en laat hem draaien tot de nor- male bedrijfstemperatuur bereikt is.
7 - ONDERHOUD VERVANG HET DROGERRESERVOIR VAN DE LUCHTREM Verwijderen van de afscherming Er zit een afscherming (2) over het drogerre- servoir die losgemaakt moet worden alvorens het drogerreservoir te verwijderen. De afscher- ming wordt vastgehouden door een klem rond de as die vastzit met twee bouten.
7 - ONDERHOUD POLY-V-RIEMEN VERVANGEN WAARSCHUWING Gevaar van verstrikt raken! Schakel altijd de motor uit en schakel altijd de parkeerrem in voordat u een aandrijfriem of -ketting controleert en/of afstelt, tenzij de instructies in deze handleiding expliciet aangeven dat u hiervan moet afwijken.
Pagina 406
7 - ONDERHOUD Hoofd poly-V-riem De riemspanner losmaken en de poly-V-riem (1) verwijde- ren. De spanner en de poelies vervangen. OPMERKING: Voor een pneumatische aanhangerrem is een speciaal gereedschap nodig, neem contact op met uw erkende dealer. SS11M082 De nieuwe riemen installeren, de spanner correct vastzet- ten en de motorventilator installeren.
7 - ONDERHOUD OM DE 1800 BEDRIJFSUUR OF ELKE 2 JAAR VERVERS HET MOTORLUCHTFILTER Met koude motor, de bevestigingsklem losmaken en de ventilatieleiding van het deksel van de kleptuimelaar los- maken. De bevestigingsmoeren losdraaien en het klep- deksel verwijderen. Het elleboogstuk van de ontluchtingspijp verwijderen door het 1/4 slag tegen de klok in te draaien en van het klep- deksel weg te trekken.
7 - ONDERHOUD OM DE 3600 BEDRIJFSUUR OF ELKE 2 JAAR VERVANG HET DEF-/AdBlue-HOOFDFILTER Het 10 µm hoofdfilter zit onder de DEF/ AdBlue® toevoermodule achter het deksel (1). Dit filter moet door uw geautoriseerde dealer worden vervangen. SS11H232 7-66...
7 - ONDERHOUD OM DE 36 MAANDEN VOER SERVICEWERKZAAMHEDEN UIT AAN HET AIRCOSYSTEEM WAARSCHUWING Ontsnappend koelmiddel kan bevriezing veroorzaken! Draag altijd een veiligheidsbril bij de omgang met koelmiddel. Wanneer er koelmiddel in uw ogen komt, onmiddellijk uw ogen ten minste 15 minuten spoelen met water. Raadpleeg onmiddellijk een arts.
7 - ONDERHOUD CONTROLEER HET NIVEAU VAN DE ACCUVLOEISTOF WAARSCHUWING Accugassen kunnen exploderen! Ga als volgt te werk om een explosie te voorkomen: 1. Koppel altijd eerst de minkabel (-) van de accu los. 2. Sluit de minkabel (-) van de accu altijd als laatste aan. 3. Sluit de accupolen niet kort met metalen voorwerpen.
Pagina 411
7 - ONDERHOUD Om het accudeksel vast te houden, de bevestigings- schroef (1) tegen de klok in losdraaien en het deksel verwijderen. SS11H276 De borgmoeren (1) losdraaien en de accuklem ver- wijderen. De negatieve kabel (2) losmaken van de accuklem en naar opzij verplaatsen.
7 - ONDERHOUD ALGEMEEN ONDERHOUD REINIGEN VAN DE TRACTOR WAARSCHUWING Brandgevaar! Wanneer wordt gewerkt met gewasmateriaal dat kan gaan zweven, controleer dan regelmatig op op- eenhoping van gewasresten bij de radiateur, motor en het uitlaatsysteem. Zet de motor uiten wacht tot alle beweging is gestopt voordat u de resten verwijdert.
7 - ONDERHOUD Schoonmaken van de buitenkant van de tractor In het geval van schuurplekken of diepe krassen die het metaal onder de lak blootleggen, moet het betroffen gebied bijgewerkt worden en onmiddellijk worden behandeld met de voorgeschreven originele producten. Hiervoor gaat u als volgt te werk: Het gebied direct rond de beschadiging schu- •...
7 - ONDERHOUD VOORFILTER EN WATERAFSCHEIDER VAN HET BRANDSTOF- SYSTEEM Het brandstofsysteem op uw tractor wordt beschermd door een voorfilter en een waterscheider. Als er water in de gla- zen kolf van het voorfilter (1) verschijnt, stop dan de motor en maak de filterkolf schoon.
7 - ONDERHOUD SLANGEN VAN HYDRAULISCH SYSTEEM Controleer alle hydraulische slangen en aansluitingen re- gelmatig. Houd slangen, slangaansluitingen en drukdop- pen in goede staat. CONTROLEER HET KOPPELEN EN LOSKOPPELEN VAN DE REMPEDALEN WAARSCHUWING Een ongelijke remkracht kan leiden tot ongevallen! Voordat u met de machine rijdt, moet u ALTIJD controleren of de koppeling van de rempedalen naar behoren werkt.
7 - ONDERHOUD STEL DE CABINEOPHANGING AF (indien aanwezig) Op tractoren met geveerde cabine kan de voorbelasting op de veringunit (1) worden afgesteld om aan te passen aan zwaardere of lichtere in de cabine vervoerde gewichten. OPMERKING: Afhankelijk van de spoorinstelling kan het nodig zijn het achterwiel van de tractor te verwijderen om gemakkelijk toegang te krijgen tot de steller van de cabine- vering.
7 - ONDERHOUD STEL DE AUTOMATISCHE PICK-UPHAAK AF Afstelling hefstang De borgmoeren (3) losdraaien en de steller (2) op de hef- stangen in gelijke mate verstellen. Controleren of beide hefstangen de aankoppelinrichting in gelijke mate onder- steunen bij het starten van de hefbeweging. Controleren of de grendels de aankoppelinrichting (4) volledig ondersteunen wanneer de aankoppelinrichting in werkstand is.
7 - ONDERHOUD KOPLAMP- EN WERKLAMPVERSTELLING Koplampen Om tegenliggers niet te verblinden, de hoek van de licht- bundel van de koplampen afstellen. Elke koplamp wordt afgesteld door de twee afstellers (1) met de klok mee of tegen de klok in te draaien, al naarge- lang de vereiste correctie.
7 - ONDERHOUD VERVANGEN VAN LAMPJES Koplampen en op de motorkap gemonteerde werklichten LET OP: Alle koplampen en werklichten hebben halogeen- lampen. Raak een halogeenlamp nooit met uw vingers aan. Het natuurlijke vocht in de huid doet de lamp bij het aanzetten voortijdig doorbranden.
7 - ONDERHOUD Op de voorkant van het cabinedak gemonteerde werklichten Om de halogeenlampjes van de werklichten te vervangen, de twee bevestigingsschroeven verwijderen. Trek de be- huizing van de lens uit de hoofdlampbehuizing. Knijp de uiteinden van de bevestigingsclip (1) van de draad samen en trek de lamphouder uit het lampsamenstel.
7 - ONDERHOUD De voorste richtingaanwijzers / positielichten zitten op de handgrepen. Verwijder de twee bevestigingsschroeven en neem de lens weg. Om het lampje van de richtingaanwijzer (2) of het lampje van het positielicht (3) te verwijderen, ze tegen de klok in draaien. Bij het terugplaatsen van de lens u ervan verzekeren dat het afdichtrubber (1) correct in de lampbehuizing zit.
7 - ONDERHOUD Achterste kentekenverlichting De lampunit wordt vastgehouden door veerclips (1) aan beide zijden. Hij kan gemakkelijk verwijder worden door de unit stevig vast te pakken en het samenstel uit de be- huizing te trekken. De lampbehuizing (2) kan vervolgens verwijderd worden door hem tegen de klok in te draaien;...
7 - ONDERHOUD ZEKERINGEN EN RELAIS De zekeringenkast zit achter een paneel aan de bovenkant van de rechter bedieningsconsole. Om zekeringen te controleren of te vervangen, de twee schroeven verwijderen waarmee het paneel aan de con- sole is bevestigd. Op de volgende pagina's zijn de zekerin- gen en relais schematisch weergegeven.
Pagina 424
7 - ONDERHOUD Om toegang te krijgen tot de zekeringen op Afbeelding 2, verwijdert u het deksel (2) van de startmotor. De moer (1) losdraaien en verwijderen en vervolgens het deksel van de startmotor lichten. Na het vervangen van een zekering dient u zich ervan te verzekeren dat het deksel en de moer zijn teruggeplaatst, dit om ophoping van stof of vuil rond de zekeringen te voor- komen.
Pagina 426
7 - ONDERHOUD Ampère Circuit Ampère Circuit Stroomtoevoer voor besturingseen- 30 A Blowermotor 10 A heid Instrumentencluster (ontsteking) 10 A Radio KAM en werklicht ECU 10 A Voeding potentiaal 15 voor centrale besturingseenheid Hoofdlichten en noodknipperlicht- (CCU), gaspedaal, relais lampje 20 A 15 A schakelaar...
7 - ONDERHOUD Relais elektrisch instelbare spiegelverwarming en relais 'Follow You Home' lichten (indien gemonteerd) De timerrelais voor de elektrische spiegelverwarmingsele- menten (1) en 'Follow You Home' lichten (2) zitten onder de rechter console. De vier schroeven in het onderste frontpaneel verwijderen om toegang tot de relais te krijgen.
7 - ONDERHOUD BESCHERMING VAN ELEKTRONISCH EN ELEKTRISCH SYSTEEM TIJDENS LADEN VAN DE ACCU OF LASSEN Voorzorgsmaatregelen Neem ter voorkoming van schade aan elektronische/elektrische systemen altijd de volgende punten in acht: 1. Bij een draaiende motor nooit laadcircuitaansluitingen maken of verbreken, inclusief de accuaansluitingen. Nooit laadcomponenten kortsluiten naar de aarde.
7 - ONDERHOUD VERWIJDEREN EN AANBRENGEN VAN DE ACCU WAARSCHUWING Accugassen kunnen exploderen! Ga als volgt te werk om een explosie te voorkomen: 1. Koppel altijd eerst de minkabel (-) van de accu los. 2. Sluit de minkabel (-) van de accu altijd als laatste aan. 3. Sluit de accupolen niet kort met metalen voorwerpen.
Pagina 430
7 - ONDERHOUD De borgmoeren (1) losdraaien en de accuklem ver- wijderen. De negatieve kabel (2) losmaken van de accuklem en naar opzij verplaatsen. De positieve kabel (3) losmaken van de accuklem en naar opzij verplaatsen. De accu (4) voorzichtig uit de drager schuiven. SS11H278 Om de accu terug te plaatsen, bovenstaande proce- dure in omgekeerde volgorde uitvoeren.
7 - ONDERHOUD STALLING TRACTORSTALLING WAARSCHUWING Voorkom letsel! Lees alle voorzorgsmaatregelen en adviezen in deze handleiding zorgvuldig door en neem ze in acht. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel. W0044A Voordat u de tractor voor een langdurige periode in de berging zet, dient u de volgende voorzorgsmaatregelen te nemen: - De tractor schoonmaken.
8 - PROBLEEMOPLOSSING 8 - PROBLEEMOPLOSSING VERHELPEN VAN FOUTCODES INLEIDING De volgende informatie is bedoeld als hulpmiddel bij het opsporen en verhelpen van mogelijke storingen en fout- condities van de tractor. FOUTCODES Op uw tractor is grootschalig gebruik gemaakt van elektro- nica voor het controleren en bewaken van de belangrijk- ste componenten binnen de aandrijflijn en de elektrische en hydraulische systemen.
8 - PROBLEEMOPLOSSING ALARM(EN) STORINGSCODES EN SYMBOLEN DMD (pun- FOUT- trasterdis- LAMPJE FOUTZONE ACTIE CODE play) Elektronische besturing hefinrichting 1--- 2--- Transmissie 3--- Motor 5--- Systeem achterste P.T.O. De symbolen voor systeemstoringen verwijzen naar een werkingsstoring Voorwielaandrijving 6--- in één of meer van de hoofdcomponenten van de tractor, hetzij elektrisch hetzij mechanisch hetzij hydraulisch.
Pagina 435
8 - PROBLEEMOPLOSSING DMD (pun- FOUT- trasterdis- LAMPJE FOUTZONE ACTIE CODE play) 140- Instrumentencluster Storing elektronisch systeem 140- 140- Datanetwerksysteem De symbolen voor systeemstoringen verwijzen naar een werkingsstoring in één of meer van de 141- Stuursensor hoofdcomponenten van de tractor, hetzij elektrisch hetzij mechanisch hetzij hydraulisch.
8 - PROBLEEMOPLOSSING SYMPTOOM/SYMPTOMEN MOTOR Probleem Mogelijke oorzaak Corrigerende maatregel De motor start niet, of Onjuiste startprocedure. Herzie startprocedure. start moeizaam Weinig of geen brandstof. Controleer brandstofpeil. Lucht in brandstofleidingen. Ontlucht brandstofcircuit. Lage omgevingstemperatuur. Gebruik hulpmiddel voor koude start. Brandstofsysteem vuil. Reinig en ontlucht brandstofsysteem.
8 - PROBLEEMOPLOSSING Probleem Mogelijke oorzaak Corrigerende maatregel Lekkage slang of verbinding. Haal verbinding aan en/of vervang slang. Slecht werkende temperatuurmeter of zen- Ga naar uw erkende dealer. der. Slecht werkende vistronic ventilator. Ga naar uw erkende dealer. Lage motoroliedruk Laag oliepeil.
8 - PROBLEEMOPLOSSING HYDRAULISCH SYSTEEM Probleem Mogelijke oorzaak Corrigerende maatregel Het hydraulische systeem Foutcode geeft oorsprong van storing aan. Ga naar uw erkende dealer. werkt niet Oliepeil hydraulisch systeem heel laag. Voeg zoveel olie toe als nodig is. Geblokkeerd(e) hydraulisch(e) oliefilter(s). Vervang oliefilter(s). Hydraulische olie Oliepeil hydraulisch systeem te laag of te Corrigeer oliepeil zoals vereist.
8 - PROBLEEMOPLOSSING REMMEN Probleem Mogelijke oorzaak Corrigerende maatregel Het pedaal/de pedalen Lucht in het systeem. Systeem moet ontlucht worden. Ga naar voelt/voelen sponsachtig uw erkende dealer. Te grote slag rempedaal Afdichting remzuiger lekt. Ga naar uw erkende dealer. Remontluchtingsventiel lekt. Ga naar uw erkende dealer.
Pagina 440
8 - PROBLEEMOPLOSSING Probleem Mogelijke oorzaak Corrigerende maatregel Slecht werkende accu's. Controleer of de open spanning van de accu minimaal 12.6 V bedraagt. Contro- leer het elektrolytniveau en het soortelijke gewicht. Defecte wisselstroomdynamo. Laat de wisselstroomdynamo door uw er- kende dealer nakijken. Accu's laden niet op Slecht werkende wisselstroomdynamo Laat de wisselstroomdynamo door uw er-...
9 - SPECIFICATIES 9 - SPECIFICATIES ALGEMENE AFMETINGEN SS11H257 OPMERKING: De gegeven afmetingen zijn gebaseerd op standaard tractoren die zijn uitgerust met de aangegeven bandenmaten. Bredere of smallere banden zullen andere afmetingen opleveren: 120/140 cilinder nr. 4 cilinder nr. 6 4WD (standaard en geveerde assen) De volgende afmetingen zijn gebaseerd op tractoren die Voor...
Pagina 442
9 - SPECIFICATIES Instelling spoorbreedte voorwielen (met verstelbare wielen) Klasse 3 1325 - 2285 mm (52.2 - 90.0 in) Klasse 4 1335 - 2295 mm ( 52.6 - 90.4 in ) OPMERKING: Montage van dubbele wielen op de vooras wordt niet aangeraden. Instelling spoorbreedte achterwielen (met verstelbare wielen) - met geflensde as...
(M) Keerstraal. Gemeten vanaf het middelpunt van de as, in lijn met de trekstang. BRJ5305B T6.120/140 T6.150 T6.160 4-cilinder L. Keerstraal met klasse 3 standaard of geveerde as...
Pagina 444
9 - SPECIFICATIES OPMERKING: Alle draaistraalwaarden zijn gemeten zonder voorspatborden en met uitgeschakelde 4WD en een zodanige afstelling van de stuur tops dat er een speling wordt verkregen van 20 mm (0.79 in) tussen wiel en chassis op volle stuuraanslag met een voorasoscillatie van 0 °. OPMERKING: Indien uw tractor een andere maat banden heeft dan die hierboven worden genoemd, veranderen de afmetingen vanwege het verschil in de rolstraal en doorsnedebreedte van de gemonteerde banden.
9 - SPECIFICATIES TRACTORGEWICHTEN T6.120/140 T6.150 T6.160 4-cilinder Minimumgewichten 4890 kg (10781 lb) met cabine en standaard as met cabine en geveerde as 5190 kg (11442 lb) met cabine en Supersteer as 5170 kg (11398 lb) Karakteristieke gewichten 5000 kg (11023 lb)
9 - SPECIFICATIES CAPACITEITEN T6.120/140 T6.150 T6.160 4 cilinders BRANDSTOFTANK 175 l (46.2 US gal) DEF/ AdBlue®-TANK 37 l (9.8 US gal) 21 l (5.5 US gal) KOELSYSTEEM MOTOR (inclusief filter) 10 l (2.64 US gal) TRANSMISSIE/ACHTERAS/HYDRAULISCH SYSTEEM 16x16 62 l (16.4 US gal) 65.5 l (17.3 US gal)
540 RPM bij 1 wielomwenteling 9.934 :1 540E RPM bij 1 wielomwenteling 12.652 : 1 1000 RPM bij 1 wielomwenteling 19.140 : 1 AFTAKAS VÓÓR T6.120/140 T6.150 T6.160 4-cilinder Type Eén snelheid, volledig onafhankelijk - As 6 of 21 spiebanen 39.4 mm (1.551 in)
Pagina 454
9 - SPECIFICATIES - Draairichting Tegen de klok in (van de voorkant gezien) P.T.O. toerental bij motortoerental - alleen 1000 1895 RPM Maximum uitgaand vermogen bij 30 °C (86 °F) omgevingstemperatuur 65 kW (88 Hp) bij 0 °C (32 °F) omgevingstemperatuur 80 kW (109 Hp) 9-14...
9 - SPECIFICATIES DRIEPUNTSHEFINRICHTING T6.120/140 T6.150 T6.160 4-cilinder T6.155 T6.165 T6.175 6-cilinder Categorie bevestiging - met EDC, standaard Categorie II / III met stanguiteinden met snelkoppeling - met EDC, optioneel Categorie II / III met flexibele stanguiteinden Cijfers fabrikant volgens OESO-criteria – maximaal hefvermogen, 610 mm (24 in) achter de stanguiteinden over...
9 - SPECIFICATIES DRIEPUNTSHEFINRICHTING VÓÓR T6.150 T6.160 T6.120/140 4-cilinder Categorie bevestiging Categorie II (ISO 8759/2) Hefcapaciteit over volledig hefbereik: op kogeluiteinden 2803 kg (6180 lb) op 610 mm voor de kogeluiteinden 2548 kg (5617 lb) T6.155 T6.165 T6.175 6-cilinder Categorie bevestiging...
Pagina 458
9 - SPECIFICATIES Maximale doorstroming door één ventiel bij nominaal motortoerental met mechanische, aan de achterzijde gemonteerde regelventielen 95 l/min +/- 5 ( 25 US gpm +/- 1.3) met elektronische, aan de achterzijde gemonteerde regelventielen 100 l/min +/- 5 ( 26 US gpm +/- 1.3) T6.155 T6.165 T6.175...
9 - SPECIFICATIES REMMEN T6.120/140 T6.150 T6.160 4-cilinder Dienstrem Zelfafstellend, schijf in oliebad die op differentieelassen werkt Aantal schijven per zijde 1 frictie en 1 staal Voorremmen (optie) Schijf in oliebad in elke naaf Aantal schijven per zijde 1 frictie en...
Pagina 460
9 - SPECIFICATIES T6.155 T6.165 T6.175 6-cilinder Type Hydrostatisch met kantelbaar/uitschuifbaar stuurwiel Slagen van aanslag tot aanslag - Standaard/ Geveerde assen klasse 3 4,2 slagen 4,5 slagen - SuperSteer™ assen klasse 3 - Standaard/ Geveerde assen klasse 4 5,1 slagen - SuperSteer™...
9 - SPECIFICATIES RIJSNELHEIDSTABEL De rijsnelheid van uw tractor kan worden weergegeven LET OP: De snelheden bij bepaalde versnellingen die in op het instrumentenpaneel. Als uw tractor is uitgerust de tabellen worden gegeven, gelden uitsluitend bij bena- met radar, zal de weergegeven rijsnelheid de echte dering en verschillen op grond van het merk van de ban- rijsnelheid zijn.
Pagina 463
9 - SPECIFICATIES Heavy Duty achteras – 18.4–38 16x16 Range (bereik) Tandwiel 40 km/h (24.9 Vooruit Achteruit mph) 2.3 km/h (1.4 mph) 2.2 km/h (1.4 mph) 2.8 km/h (1.7 mph) 2.7 km/h (1.7 mph) Laag 3.4 km/h (2.1 mph) 3.3 km/h (2.1 mph) 4.2 km/h (2.6 mph) 4.1 km/h (2.5 mph) Veld...
Pagina 464
9 - SPECIFICATIES Heavy Duty achteras – 18.4–38 16x16 35 km/h (21.7 Range (bereik) Tandwiel mph) Vooruit Achteruit Japan 0.2 km/h (0.1 mph) 0.2 km/h (0.1 mph) 0.2 km/h (0.1 mph) 0.2 km/h (0.1 mph) Laag 0.3 km/h (0.2 mph) 0.3 km/h (0.2 mph) 0.3 km/h (0.2 mph) 0.3 km/h (0.2 mph)
Pagina 465
9 - SPECIFICATIES Heavy Duty achteras – 18.4–38 24x24 Hi – Lo 40 km/h (24.9 Vooruit Achteruit mph) 0.4 km/h (0.2 mph) 0.4 km/h (0.2 mph) 0.5 km/h (0.3 mph) 0.5 km/h (0.3 mph) 0.6 km/h (0.4 mph) 0.6 km/h (0.4 mph) 0.7 km/h (0.4 mph) 0.8 km/h (0.5 mph) Kruipbak midden...
9 - SPECIFICATIES MINIMALE AANHAALKOPPELS VOOR BEVESTIGINGSMIDDELEN INCH BEVESTIGINGSONDERDELEN EN BORGMOEREN ZONDER FLENS BORGMOER BORGMOER NOMINALE SAE GRAAD 5 BOUT en SAE GRAAD 8 BOUT en GrB MET Gr5 GrC MET Gr8 MAAT MOER MOER BOUT BOUT ONGEPLA- ONGEPLA- TEERD of GEPLA- TEERD of GEPLA-...
9 - SPECIFICATIES Inch borgmoeren, helemaal van metaal (drie optionele methodes) 20090268 Graad-identificatie Klasse Methode met markering van Methode met markering van Methode met hoeken (1) vlakken (2) klokmarkering (3) Graad A Geen inkepingen Geen markering Geen markeringen Graad B Eén inkeping rondom Letter B Drie markeringen...
9 - SPECIFICATIES IDENTIFICATIE Metrische zeskantkopschroeven en rijtuigschroeven, klasse 5.6 en hoger 20083680 Identificatie van de fabrikant Kenmerkklasse Metrische zeskantmoeren en borgmoeren, klasse 05 en hoger 20083681 Identificatie van de fabrikant Kenmerkklasse Klokmarkering van kenmerkklasse en identificatie fabrikant (optioneel), d.w.z. markeringen op 60 ° van elkaar duiden op kenmerken van Klasse 10 en markeringen op 120 °...
10 - ACCESSOIRES 10 - ACCESSOIRES RADIO (indien aanwezig) WAARSCHUWING Gevaar van elektrocutie! Contact met hoogspanningskabels kan leiden tot ernstige brandwonden of dood door elektrocutie. Zorg voor voldoende speling tussen materieel en hoogspanningskabels. Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel. W0040A De cabine is voorbedraad en heeft twee luidsprekers in het dak.
10 - ACCESSOIRES BUITENSPIEGELS Met mech. verstelbare spiegelkop De spiegelarm zoveel verstellen als nodig is om optimaal zicht naar achteren te verkrijgen. Na losdraaien van de knop (1) kan de telescopische arm worden uitgeschoven, zoals getoond. Dit is handig bij het trekken van brede aan- hangers of werktuigen.
10 - ACCESSOIRES EXTRA KOPLAMPEN Er is een set met extra koplampen met dimlichtfunctie le- verbaar voor gebruik met aan de voorzijde gemonteerde werktuigen. De koplampen worden op de bovenste grij- prails aan rechter- en linkerkant gemonteerd en schijnen over het gemonteerde werktuig heen om de weg voor de tractor te verlichten.
10 - ACCESSOIRES ZWAAILICHT De zwaailichtschakelaar zit op het bedieningspaneel in het dak. De knop met het zwaailichtsymbool indrukken om stroom op de contactdoos van het zwaailicht te zetten. OPMERKING: Bij modellen zonder cabine zit de zwaai- lichtschakelaar op het hoofdschakelaarpaneel op de rech- ter bedieningsconsole.
OPMERKING: Gebruik uitsluitend de gaten gespecificeerd in de bovenstaande afbeelding bij het monteren van een voorlader. Het gebruik van andere openingen voor hulpwerktuigen ontheft NEW HOLLAND AGRICULTURE van elke aansprakelijkheid voor eventuele schade aan de tractor of persoonlijk letsel voortvloeiend uit de veronachtzaming van de gegeven voorschriften.
11 - FORMULIEREN EN VERKLARINGEN 11 - FORMULIEREN EN VERKLARINGEN Onderhoudsregister 1e 50 uur, kopie voor eigenaar CONTROLEREN EN AFSTELLEN, INDIEN NODIG NIET-OPERATIEVE ONDERHOUDSCONTROLES OPERATIEVE ONDERHOUDSCONTROLES Alle operatieve controles moeten worden uitgevoerd 1. Controle motoroliepeil met de tractor op normale bedrijfstemperatuur. 2.
Pagina 476
11 - FORMULIEREN EN VERKLARINGEN DATUM: DATUM: 11-2...
11 - FORMULIEREN EN VERKLARINGEN Onderhoudsregister 1ste 50 uur-service, kopie voor dealer CONTROLEREN EN AFSTELLEN, INDIEN NODIG NIET-OPERATIEVE ONDERHOUDSCONTROLES OPERATIEVE ONDERHOUDSCONTROLES Alle operatieve controles moeten worden uitgevoerd 1. Controle motoroliepeil met de tractor op normale bedrijfstemperatuur. 2. Bandenspanning en -conditie 1.
Pagina 478
11 - FORMULIEREN EN VERKLARINGEN 11-4...
Pagina 479
Index AANHANGERREMSYSTEMEN ............. . 6-137 EXTRA LUCHTTOEVOERCONNECTOR (indien aanwezig) .
Pagina 480
ALGEMENE INFORMATIE ..............6-1 BEKNOPT OVERZICHT .
Pagina 481
EXTERNE BEDIENINGSELEMENTEN VAN DE AFTKAS ......... . . 6-54 EXTERNE BEDIENINGSELEMENTEN VAN DE HEFINRICHTING .
Pagina 482
BEDIENINGSELEMENTEN RECHTS ............3-30 SCHAKELPANEEL .
Pagina 483
STARTEN MET STARTKABELS ..............4-8 STOPPEN VAN DE MOTOR .
Pagina 484
ANALOOG/DIGITAAL INSTRUMENTENPANEEL ..........3-42 DISPLAYS .
Pagina 485
VERVANG HET OLIEFILTER VAN DE VOEDINGSPOMP......... . . 7-44 VERVERS DE MOTOROLIE EN VERVANG HET MOTOROLIEFILTER .
Pagina 486
VOORBEREIDING VOOR GEBRUIK NA STALLING ..........7-89 VOORFILTER EN WATERAFSCHEIDER VAN HET BRANDSTOFSYSTEEM.
Pagina 487
ONDERGEDOMPELDE KOELVLOEISTOFVERWARMING (indien aanwezig) ......4-7 ROOSTERVERWARMING VOOR KOUDESTART (indien aanwezig) ........4-6 STARTEN MET STARTKABELS .
Pagina 488
GEVAARLIJKE STOFFEN ..............2-17 ONDERHOUD VAN DE TRACTOR .