Het werktuig aan de tractor koppelen
De stabilisatoren afstellen om de onderste hefarmen van
de tractor op de correcte afstand van elkaar te houden,
zodat ze uitgelijnd zijn met de kogelbussen die gemon-
teerd zijn op de onderste aankoppelpennen van het werk-
tuig.
Als alternatief kan het optionele afstelbare afstandstuk ge-
bruikt worden, indien aanwezig. Het afstandstuk bestaat
uit een gesloten veer, met een stang die in één van de
uiteinden is geschroefd. Om hem af te stellen, de `R'-clip
verwijderen en de stang van het afstandstuk van de beu-
gel op de rechter onderste hefarm losmaken. De schroef
in of uit de veer schroeven om het geheel langer of korter
te maken.
De topstang in de transportstand zetten. Met de hefar-
men volledig omlaag en de zelfblokkerende grendels in
de ontgrendelde stand (1), de tractor achteruit rijden tot
de uiteinden van de hefarmen zich onder de aankoppel-
pennen van het werktuig bevinden.
De combinatie van grote klauwopeningen en de geleiders
op de kogelbussen van het werktuig maken nauwkeurige
uitlijning van de tractor en het werktuig overbodig.
De onderste stangen laten zakken tot de klauwkoppelin-
gen op de kogelbussen vastklikken. Er klinkt een duidelijk
klikgeluid als de zelfblokkerende grendels en de kogel-
bussen van het werktuig aan elkaar koppelen. De klauw
van de topstang laten zakken tot hij de bovenste kogelbus
van het werktuig raakt en hem naar beneden drukken tot
u de grendel vast hoort klikken. De topstang al naar ver-
eist langer of korter maken.
De werktuigsteunen, indien aanwezig, mogen nu verwij-
derd of ingetrokken worden en het werktuig wordt nu ge-
dragen op de 3-puntsbevestiging.
Het werktuig loskoppelen van de tractor
De hydraulische hefbedieningshendel gebruiken om het
werktuig volledig op de grond te laten zakken en u ervan
verzekeren dat het niet kan vallen nadat het van de tractor
is losgekoppeld. De werktuigsteunen (indien aanwezig)
gebruiken.
Aan de kabel op de topstang trekken om de klauw los te
maken van de werktuigbevestiging.
Trek aan de ontgrendelkabel (2) op beide onderste he-
farmen. De hendel zal in positie blokkeren met de gren-
del (1) ingetrokken. Op die manier komen de stangen,
wanneer ze volledig omlaag gebracht worden, los van de
kogelbussen op de onderste aankoppelpennen van het
werktuig. De onderste hefarmen volledig laten dalen en
de tractor vooruit rijden, weg van het werktuig.
OPMERKING: Opletten dat de ontgrendelkabels niet in
aanraking komen met de wielen of met bewegende delen
van de hydraulische hefinrichting of het werktuig. Wan-
neer de kabels niet in gebruik zijn, de kabels vastzetten
aan de rubber riem rechts achteraan op het cabineframe.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN
6-119
3
BRE1709B
4
SS10D206