RIJDEN MET DE TRACTOR
Met de hoofdversnellingspook en de pendelhendel in de
neutrale stand, trapt u het koppelingspedaal in en start u
de motor.
OPMERKING: Een neutraal-startschakelaar voorkomt
dat de startmotor in werking treedt als de pendelhendel
niet in de neutrale stand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
Om vooruit te rijden trapt u, met stationair draaiende mo-
tor, het koppelingspedaal in en zet u de groepenhendel
(1) vooruit in de groep High of achteruit in de groep Low,
zoals gewenst.
Wanneer de tractor voor het eerst gestart wordt en de
hoofdversnellingspook in een versnelling wordt gezet, zal
de elektronische besturing automatisch de juiste powers-
hift overbrengingsverhouding kiezen om soepel op te trek-
ken:
Standen versnellingspook
Veldgroep (Low), 1 tot 8
Weggroep (High), 9 tot 16
Om vooruit te rijden trekt u, met stationair draaiende mo-
tor, de pendelhendel naar het stuurwiel toe, tegen een
lichte veerdruk in, en brengt u hem vervolgens omhoog.
Het is niet nodig om het koppelingspedaal in te trappen.
OPMERKING: Om de 14e versnelling of hoger te selec-
teren moet de tractor op een geschikte snelheid rijden,
voordat de hogere versnellingen ingeschakeld worden.
De 14e en hogere versnellingen kunnen niet ingescha-
keld worden als de tractor stationair draait.
Nadat de tractor in beweging is gekomen, drukt u drie keer
op de knop voor hoger schakelen (1), de versnellingen
6, 7 en 8 zullen achtereenvolgens ingeschakeld worden.
Het is ook mogelijk de knop ingedrukt te houden, de trans-
missie zal dan sequentieel schakelen met tijdsintervallen
van 1.75 s, tot de knop wordt losgelaten of tot de 8e ver-
snelling. Gebruik de knop voor lager schakelen (2) op
dezelfde manier om lager te schakelen.
OPMERKING: Lager schakelen van één of meer versnel-
lingen is niet mogelijk als het motortoerental van de tractor
te hoog is. Om lager te schakelen moet de snelheid van
de tractor (en dus het motortoerental) worden verminderd,
voordat u kunt proberen lager te schakelen.
OPMERKING: Wanneer u omschakelt tussen de 8e en
de 9e versnelling, dient u altijd het koppelingspedaal te
gebruiken.
LET OP: Wanneer er gewerkt wordt bij temperaturen on-
der -18 °C (0 °F) en met koude transmissieolie, dient u de
pendelinrichting niet te gebruiken voordat de olie warm
geworden is.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN
Geselecteerde
overbrengingsverhouding
5e versnelling
9e versnelling
6-31
1
BSE2890B
2
BSE2671B
3
BSE2890C