- De machinebeweging onmiddellijk stoppen.
- De parkeerrem aantrekken, de motor stoppen en
de sleutel uit het contact halen.
-
Controleren of u de cabine of uw huidige posi-
tie veilig kunt verlaten zonder aanraking met elektri-
sche draden. Als dit niet zo is, blijven waar u bent en
hulp inroepen. Als u uw positie kunt verlaten zonder
leidingen aan te raken, van de machine wegsprin-
gen om er zeker van te zijn dat u niet tegelijkertijd
contact maakt met de grond en de machine.
- De machine door niemand laten aanraken totdat
de stroomtoevoer naar de elektriciteitsleidingen is
afgekoppeld.
19.
Om omkantelen te voorkomen dient u altijd voor-
zichtig met de machine te rijden en snelheden aan
te houden die de veiligheid niet in gevaar brengen,
vooral op ruw terrein, bij het oversteken van grep-
pels of hellingen en bij het nemen van bochten.
WERKEN MET DE TRACTOR
1.
Alvorens de machine te starten, de parkeerrem in-
schakelen, de P.T.O. bediening in de stand 'OFF'
zetten, de hefbedieningshendel in de daalstand, de
hendels van de regelventielen in de neutrale stand
en de transmissiehendels in de neutrale stand.
2.
De motor niet starten en geen bedieningen (anders
dan de externe schakelaars van de hydraulische
hefinrichting of de P.T.O., indien gemonteerd) acti-
veren, terwijl u naast de machine staat. Bedienin-
gen alleen activeren terwijl u op de stoel zit, met
uit zonderling van die bedieningen die expliciet be-
doeld zijn voor gebruik vanaf andere locaties.
3.
De transmissie- en P.T.O.- neutraal-startschake-
laars niet bypassen.
erkende dealer als uw neutraal-startbedieningen
niet goed werken. Startkabels alleen op de voorge-
schreven manier gebruiken. Bij onjuist gebruik kan
de machine onverwachts in beweging komen.
4.
Ervoor zorgen dat u niet per ongeluk de versnel-
lingshendels raakt wanneer de motor loopt. De ma-
chine kan hierdoor onverwacht gaan rijden.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE
3
SS10D119
Contact opnemen met uw
20.
Voorzichtig te werk gaan wanneer u op hellingen
werkt. Geheven werktuigen, volle tanks en andere
lasten zullen het zwaartepunt van de machine ver-
anderen. De machine kan in de buurt van greppels
en ophogingen of op oneffen terrein kantelen of over
de kop slaan.
21.
Als de machine vast komt te zitten of de banden aan
de grond zijn vastgevroren, dient u de machine, om
kantelen te voorkomen, achteruit te rijden tot hij los
is.
22.
Veiligheidskettingen voor getrokken werktuigen ge-
bruiken wanneer deze bij de machine of het werk-
tuig geleverd zijn.
23.
Werktuigen en voorzetapparaten hoog genoeg bo-
ven de grond heffen om ongewenst contact met de
weg te voorkomen.
5.
Niet van de machine af springen tijdens het rijden.
6.
Indien de stuurbekrachtiging of de motor uitvalt, de
machine dan onmiddellijk stoppen omdat zij hier-
door moeilijker te besturen zal zijn.
7.
Voordat u van de machine stapt:
- De machine op een stevige, vlakke ondergrond
parkeren.
- Alle bedieningen in de neutrale stand of parkeer-
vergrendelingsstand zetten.
- De parkeerrem inschakelen en indien vereist wiel-
blokken gebruiken.
2-4
1
SS10J164