BEDIENINGSELEMENTEN VOOR DE KLIMAATREGELING
Temperatuurregelaar verwarming
De knop (2) met de klok mee draaien om de temperatuur
van de lucht die uit de verwarming komt te verhogen. De
knop volledig tegen de klok in draaien als u wilt dat er
onverwarmde lucht uit de luchtopeningen van de verwar-
ming komt.
Blowerbediening
Er is een ventilator (blower) met 4 snelheden voor de ver-
warming en airconditioning. De schakelaar (1) in de eer-
ste stand draaien voor de lage snelheid. Door de scha-
kelaar nog verder met de klok mee te draaien, gaat de
ventilator sneller draaien.
Met gesloten ruiten kan de blower gebruikt worden om
de cabine onder druk te zetten voor het tegenhouden van
stof etc. Op voorwaarde dat de luchtfilters van de cabine
in goede staat van onderhoud zijn, kan de cabine onder
maximale druk worden gezet, om het stof zo goed mo-
gelijk tegen te houden, door de blower op de maximale
ventilatorsnelheid te laten werken.
Verstelbare luchtopeningen
In de cabine bevinden zich verschillende regelbare venti-
latieopeningen voor een gelijkmatige verspreiding van de
verwarmde of gekoelde lucht. De ventilatieopeningen be-
vinden zich aan beide zijden van de bestuurdersstoel en
op de voorste console.
Iedere ventilatieopening kan afzonderlijk worden afge-
steld om de luchtstroom (met geactiveerde blowerbe-
diening) op de zijruiten of op de bestuurder te richten.
De twee ventilatieopeningen op de bovenkant van de
console kunnen worden gebruikt om condens van de
voorruit te verwijderen.
Licht het lipje op de rechthoekige ventilatieopeningen op
om ze te openen en stelt de gewenste luchtstroom en
richting in te stellen.
Om de ronde ventilatieopeningen (1) aan beide zijden van
de instrumentenconsole te openen, drukt u op één kant
van de schijf en draait u hem om de luchtstroom naar
wens te richten.
Bedieningen airconditioning
De schakelaar (3) indrukken om de compressor van de
airconditioning te activeren en de luchttemperatuur in de
cabine te verlagen. De airconditioning werkt alleen als de
blower (1) is ingeschakeld.
Voor een snelle verlaging van de cabinetemperatuur, zet
u de airconditioning met de blower op de hoogste stand en
de verwarming helemaal uit. Wanneer de lucht voldoende
is afgekoeld, stelt u de bediening van de ventilator zoda-
nig in dat de gewenste temperatuur wordt gehandhaafd.
De ruiten en deuren moeten gesloten blijven.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN
3-36
1
BRH3226B
2
BSE2685A