292
VERZORGING VAN DE AUTO
DIC-bericht moet verdwijnen
wanneer de TPMS-sensoren zijn
geplaatst en het afstemmings-
proces van de sensoren is
geslaagd. Raadpleeg hiervoor uw
dealer.
Vervangende velgen of banden
komen niet overeen met de origi-
nele banden of velgen. Banden en
velgen die afwijken van de aanbe-
volen exemplaren, kunnen ertoe
leiden dat het TPMS niet correct
functioneert. Zie Nieuwe banden
aanschaffen 0 296.
Wanneer elektronische apparaten
worden gebruikt of de auto zich in
de buurt bevindt van faciliteiten
die radiogolffrequenties gebruiken
die gelijk zijn aan die van de TPMS
kunnen de TPMS-sensoren
gestoord worden.
Als het TPMS niet juist functioneert,
kan het geen lage bandenspanning
detecteren of melden. Neem contact
op met uw dealer voor onderhoud,
wanneer het storingslampje en het
DIC-bericht van het TPMS worden
weergegeven en ingeschakeld blijven.
Tire Fill Alert (indien aanwezig)
Deze functie geeft licht- en geluidssig-
nalen die buiten de auto waarneem-
baar zijn wanneer een zachte band
wordt opgepompt tot de aanbevolen
koude bandenspanning.
Wanneer het waarschuwingslampje
voor lage bandenspanning oplicht:
1. Parkeer de auto op een veilige,
horizontale plaats.
2. Trek de handrem stevig aan.
3. Zet de keuzehendel in de stand P
(Parkeren).
4. Voeg lucht toe aan de band met
een te lage bandenspanning. Het
richtingaanwijzerlicht knippert.
Wanneer de aanbevolen banden-
spanning is bereikt, klinkt de
claxon eenmaal en stopt het
richtingaanwijzerlicht met
knipperen en zal het korte tijd
ononderbroken branden.
Herhaal deze stappen voor alle banden
met een te lage bandenspanning
waarbij het waarschuwingslampje voor
een lage bandenspanning brandt.
Als de bandenspanning meer dan 35
kPa (5 psi) te hoog is, klinkt de claxon
meerdere keren en blijft het
richtingaanwijzerlicht acht seconden
knipperen nadat is gestopt met
bijvullen. Druk kort op het midden
van het ventiel om lucht te laten
ontsnappen zolang het richtingaanwij-
zerlicht blijft knipperen. Wanneer de
aanbevolen bandenspanning is bereikt,
wordt eenmaal een claxonsignaal
gegeven.
Als het richtingaanwijzerlicht niet
binnen 15 seconden knippert nadat is
begonnen met oppompen, is Tire Fill
Alert niet geactiveerd of werkt deze
functie niet.
Als de alarmknipperlichten zijn
ingeschakeld, werkt de visuele
feedback van Tire Fill Alert niet naar
behoren.
Het TPMS zal Tire Fill Alert in de
volgende gevallen niet op de juiste
wijze activeren:
Er is sprake van interferentie van
een extern apparaat of externe
zender.