Druk op
of
om de zittingverwar-
ming van de bestuurders- of passa-
giersstoel in te schakelen.
Druk op
of
om de ventilatie van
de bestuurders- of passagiersstoel in
te schakelen.
Druk eenmaal op de knop voor de
hoogste stand. Met elke druk op de
knop wordt de stoelfunctie een stand
lager gezet, totdat deze uiteindelijk is
uitgeschakeld. Van de controlelampjes
boven de knoppen branden er drie
voor de hoogste instelling en één voor
de laagste. Als de verwarming van de
voorstoelen in de hoogste stand staat,
is het mogelijk dat de verwarming na
ca. 30 minuten automatisch lager
wordt gezet.
Zie Voorstoelen met stoelverwarming en
-ventilatie 0 63.
Hoofdsteun afstellen
Rijd niet weg voordat de hoofdsteunen
van alle inzittenden goed zijn gemon-
teerd en afgesteld.
Voor een comfortabele zitpositie moet
u de hoek van de rugleuning zo min
mogelijk verstellen en hierbij de stoel-
en hoofdsteunhoogte in de juiste
stand houden.
Zie Hoofdsteunen 0 57 en Verstelbare
rugleuningen 0 59.
Veiligheidsgordels
In de volgende paragrafen vindt u
belangrijke informatie over het juiste
gebruik van de veiligheidsgordels:
Veiligheidsgordels 0 69.
Correct dragen van veiligheidsgordels
0 70.
KORT EN BONDIG
Heup-schoudergordel 0 71.
ISOFIX-kinderzitjes 0 100.
Passagiersdetectiesysteem
Het passagiersdetectiesysteem
schakelt de frontairbag voor de
buitenste voorpassagier onder
bepaalde omstandigheden uit. Het
passagiersdetectiesysteem heeft geen
invloed op andere airbags. Zie Passa-
giersdetectiesysteem 0 83.
Het statuslampje van de passagiers-
airbag op de dakconsole licht op
wanneer u de auto start. Zie
Waarschuwingslampje status airbag
passagierszijde 0 132.
13